Kapitalisme in de 21ste eeuw

Interview

Kapitalisme in de 21ste eeuw

Kapitalisme in de 21ste eeuw
Kapitalisme in de 21ste eeuw

John Vandaele en Alma De Walsche

20 december 2013

De Zuid-Koreaanse econoom Ha-Joon Chang kreeg vooral internationaal bekendheid met zijn boek '23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme', waarvan er maar liefst 1,3 miljoen exemplaren over de toonbank gingen. Dat succes heeft veel te maken met het feit dat Chang zo bevattelijk schrijft over dingen die meestal ingewikkeld voorgesteld worden.

Een andere reden voor zijn populariteit ligt wellicht in het feit dat hij in volle economische crisis de dogma’s van het neoliberalisme op een bijzonder heldere manier ondergraaft: de vrije markt is helemaal niet vrij – steeds zijn er regels, alleen zien we die niet altijd — en bedrijven moeten wel verder kijken dan de winsten van de aandeelhouders, bijvoorbeeld. 
Professor Chang doceert aan het departement Economie en Ontwikkelingsstudies van de universiteit van Cambridge en was hier op uitnodiging van Ucsia (Universitair Centrum Sint-Ignatius Antwerpen). Na een druk bijgewoonde masterclass en een publieke lezing nam Chang nog de tijd voor een exclusief interview met MO*.

Chang, die tot zijn vijfentwintig in Zuid-Korea woonde, brengt de Oost-Aziatische ontwikkelingservaring op de voorgrond. Zuid-Korea is het land dat de snelste opgang van arm naar rijk heeft gerealiseerd in de geschiedenis. Maar ook Japan , Taiwan en China zetten indrukwekkende ontwikkelingsprestaties neer. Allemaal deden ze dat niet op de manier die de vrije marktideologen sinds dertig jaar als de enig mogelijke weg voorstellen: de markt en niets dan de markt, en zo weinig mogelijk overheidsinterventie. Het tegendeel was waar: de overheden lieten zeer gericht bepaalde industrieën “opgroeien” achter beschermende tolmuren, zoals een ouder zijn kind in een veilige omgeving laat opgroeien in plaats van het als zesjarige de arbeidsmarkt op te jagen. Pas als de eigen industrie er klaar voor was, werd de deur van de buitenlandse competitie stap voor stap geopend. Handel ja, maar op een strategische manier, en niet de opgelegde vrijhandel die zovele ontwikkelingslanden, onder druk van het Internationaal Muntfonds en de Wereldbank, in de maag gesplitst kregen. De betrokken landen waren ook niet bang voor overheidsbedrijven, kapitaalcontroles, publieke banken… kortom, allemaal vloeken in de neoliberale kerk.

Nu deze landen rijk en machtiger zijn geworden, zou je denken dat ze die visie ook in de internationale instellingen weten door te drukken, maar dat valt aardig tegen, vindt Chang. ‘Net als al hun Westerse voorgangers, gooien ze de ladder weg waarop ze zelf naar boven zijn geklommen. Tot mijn eigen verbazing zie ik dat Japan en Zuid-Korea zich nu ook opwerpen als verdedigers van de vrije markt. Met dat verschil dat het Westen misschien invoerheffingen van vijf procent zal toestaan, terwijl Zuid-Korea vijftien tot twintig procent aanvaardbaar vindt. Dat is eigenlijk verbazend want heel veel Koreanen die het Koreaanse protectionisme hebben meegemaakt, leven vandaag nog en herinneren zich nog hoe we de vrije markt niet hebben laten spelen. Het zal aan China zijn om die rol te spelen maar ook daar dreigt het beleid overgenomen te worden door mensen die geschoold zijn in Westerse universiteiten en doordrongen zijn van de neoliberale dogma’s.

U beschrijft heel eloquent de 23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme. Toch blijft u zelf wel zweren bij kapitalisme? Of ziet u een ander systeem?

Voor zover ik weet, is er niet echt een alternatief. Centrale planning is geprobeerd in de Sovjetunie maar dat heeft niet goed gewerkt. Daarnaast is er het coöperatieve model. Maar ook grote coöperaties zoals het Baskische Mondragon, de zevende grootste businessgroup in Spanje, worden geconfronteerd met de contradicties van de markt. Ze moeten winst maken om te overleven en moeten daarom ook de lonen van hun vennoten in de hand houden. Ze moeten een evenwichtoefening maken tussen verschillende motieven.

Maar er zijn verschillende soorten van kapitalisme. Het kapitalisme van de jaren vijftig zag er anders uit dan de huidige variant.

Absoluut. Dat is juist wat ik duidelijk maak: naargelang de regels krijg je een ander soort markt, een ander soort kapitalisme. Het Zweedse kapitalisme is vandaag helemaal anders dan het Amerikaanse en het Japanse verschilt sterk van het Belgische.
Tussen 1950 en 1975 bijvoorbeeld was er veel meer sociale gelijkheid, men streefde volledige tewerkstelling na en landen hadden ook de ruimte om eigen klemtonen te leggen omdat er kapitaalcontroles waren.

Moeten we dan terug naar dat model?

Je kan niet helemaal terug gaan want de wereld is veranderd. Maar we moeten wel een aantal aanpassingen doorvoeren om meer in die richting te aan. Wat de wereldeconomie vandaag heel erg verstoort, is die enorme beweeglijkheid van geldstromen. Die snelheid moet afgeremd worden. Minder vrijheid van kapitaalverkeer. Meer bedachtzaamheid bij de vrijheid van handel.

Kan het kapitalisme zonder groei? Die groei is ecologisch gezien toch problematisch geworden?

Ik denk dat je altijd groei moet hebben, maar je kan wel een nieuw ontwerp maken van de markt, zodat ook andere zaken in rekening worden gebracht, zoals de uitbuiting van natuurlijke rijkdommen. Het opdrijven van de productiviteit hoeft niet noodzakelijk gepaard te gaan met het bezitten van meer materiële goederen. Naarmate mensen productiever worden, moeten ze ook minder lang gaan werken. Landen waar het inkomen per hoofd 30 000 dollar per jaar bedraagt, moeten niet meer groeien. Mensen moeten gewoon minder lang gaan werken naarmate ze productiever worden. Die landen kunnen zich dan toeleggen op hernieuwbare energie en dat soort dingen. Arme landen, met minder dan 10 000 dollar per capita, hebben wel nog groei nodig.

Nochtans hoor je alle Europese leiders pleiten voor meer groei als de remedie om uit de crisis te geraken?

Daar zijn twee redenen voor. Groei maakt het makkelijker want dit betekent dat je van niemand iets moet afnemen om het aan iemand anders te geven. Politiek is dat de makkelijkste oplossing. Maar een andere reden is dat wij menselijk welzijn enkel nog maar hebben leren uitdrukken in termen van materiële consumptie. Wanneer je echter de milieu-impact in rekening brengt, de groeiende werkloosheid, de dalende kwaliteit van het werk, dan stel je vast dat meer groei niet altijd beter is. Mensen worden niet altijd gelukkiger van meer stress en meer productiviteit.

Hoe verander je die manier van denken?

Dergelijke fundamentele veranderingen vragen tijd. Tweehonderd jaar geleden vond men het oké dat mensen als slaaf verkocht werden. Honderd jaar geleden werden vrouwen in de gevangenis gegooid omdat ze stemrecht eisten. Vijftig, zestig jaar geleden werden wie wij nu de founding fathers van de ontwikkelingslanden noemen, door de Britten en de Fransen als terroristen bestreden.

We moeten opnieuw nadenken over de manier waarop de samenleving vandaag is georganiseerd. Leren leven zonder groei, impliceert dat we de juiste dingen doen. Bijvoorbeeld door de vruchten van de productiviteitsgroei en het werk meer gelijkmatig te verdelen, door het werk en het samenleven aangenamer te maken

De economieën van de rijke landen hoeven niet meer te groeien. Hoe moeten we ons dat dan voorstellen?

Als je ervan uitgaat dat die landen niet meer hoeven te groeien en je bevriest de economie op dat punt, dan nog stoten we op tal van problemen: de werkloosheid, de ongelijkheid, de armoede, verlies van levenskwaliteit. Mensen zijn zo gewend geraakt aan die negatieve aspecten. We moeten opnieuw nadenken over de manier waarop de samenleving vandaag is georganiseerd. Leren leven zonder groei, impliceert dat we de juiste dingen doen. Bijvoorbeeld door de vruchten van de productiviteitsgroei en het werk meer gelijkmatig te verdelen, door het werk en het samenleven aangenamer te maken.
Eind de jaren zestig-begin de jaren zeventig van vorige eeuw waren er in Genève minder dan 10 werklozen op een bevolking van 250 000 inwoners. Er waren in die periode heel wat landen met een werkloosheidscijfer van minder dan 1 procent. Waarom kunnen we niet opnieuw dromen van een wereld die deze richting uitgaat?

Arbeidsduurvermindering is een remedie die je deze dagen niet veel meer hoort verdedigen.

Sinds de crisis is er veel meer scepticisme ten aanzien van de vrije markt orthodoxie. Gewoon al het feit dat er 1,3 miljoen exemplaren van mijn boek verkocht zijn, lijkt erop te wijzen dat de sfeer aan het veranderen is. Mensen zijn echt decennialang gehersenspoeld door dezelfde liberale dogma’s, het is moeilijk om die te doorbreken. In de jaren vijftig en zestig eisten de mensen volledige tewerkstelling en dat werd als een normale doelstelling aanvaard. Vandaag vragen zelfs de vakbonden dat niet meer, ook zij zijn gehersenspoeld op dit vlak.

Heeft het ook niet te maken met het feit dat we in een tijdperk van globalisering geen greep meer hebben op onze economieën?

Dat is precies mijn punt: heel veel mensen denken dat wat er gebeurt in de wereldeconomie, onvermijdelijk is omwille van de globalisering. Dat is niet zo. Veel dingen gebeuren, omdat een aantal machtige mensen beslissen dat ze gebeuren.

Het klopt dat het een georganiseerde globalisering is, maar moeten we een aantal aspecten van die globalisering niet aanpassen?

Een aantal zaken zullen moeten teruggeschroefd worden, maar dat is vroeger ook al gebeurd. In de late negentiende en vroege twintigste eeuw was de wereld in verschillende aspecten bijna even geglobaliseerd als vandaag. Toen kwam de Russische Revolutie en de Grote Depressie. En vervolgens leefden de mensen met het gevoel dat de geglobaliseerde wereld van vroeger voorgoed voorbij was. En dat was ook zo, in de jaren veertig, vijftig en zestig werd de wereld op een andere manier beheerd.

Opdat landen terug meer greep zouden krijgen op hun economie, pleit u voor minder bewegingsvrijheid van internationale kapitaalstromen, minder vrijhandel en meer protectionisme.

Inderdaad, maar minder vrijhandel betekent niet minder handel. In de jaren vijftig en zestig is de wereldhandel heel snel gegroeid, ondanks een protectionistisch beleid van vele landen. Japan en Korea voerden een zeer protectionistisch beleid. China doet dat tot op vandaag. Hun handel groeit, omdat hun economie in het algemeen groeit.

Wat ik niet begrijp, is de dubbele standaard die vrije markt economieën hebben. De westerse landen zijn in hun binnenlands beleid voor vrijheid, wel, waarom laten ze ontwikkelingslanden dan niet toe om vrij hun beleid te kiezen? Ze gebruiken protectionisme wanneer het hen goed uitkomt en tegen de ontwikkelingslanden zeggen ze “wij weten wat goed voor jullie is”.

Waarom schoppen zoveel landen de ladder weg waarmee ze zelf naar boven zijn geklommen? U zegt op een bepaald moment dat het neoliberale pakket in het voordeel is van zij die financieel vermogen hebben. Vergeet men dan zijn eigen verleden om zijn belangen te verdedigen?

Dat is zeker bij een deel van de neoliberalen het geval, anderen zullen daarentegen echt geloven wat ze bepleiten. Japan heeft bijvoorbeeld erg lang buitenlandse investeringen streng gereguleerd. Vandaag stelt Japan in de Wereldhandelsorganisatie (WTO) dat reguleren van de buitenlandse investeringen slecht is voor je ontwikkeling.

Hoe kijkt u, vanuit uw pleidooi voor protectionisme, naar de doorstart van de WTO en het nieuwe akkoord dat werd verkregen?

De Wereldhandelsorganisatie is aanvankelijk opgevat als een democratische organisatie met een land, een stem. De ontwikkelingslanden dachten dat ze er om die reden veel invloed zouden hebben tot ze kennis maakten met het systeem van vergaderingen in green rooms waar allerlei zaken achter de schermen geregeld werden en zij geweerd werden, de vele kleine en moeilijk begrijpbare lettertjes in akkoorden, de stortvloed van vergaderingen waarvoor ze het personeel niet hebben om die te volgen…Er zijn zelfs heel wat landen die geen ambassade hebben in Genève, het hoofdkwartier van de WTO: hoe wil je dan dat ze kunnen volgen wat daar gebeurt?

Maar die WTO is ook veranderd sinds de top van Cancún in 2003.

In de loop van de jaren hebben de ontwikkelingslanden het spel leren spelen. China is in 2001 toegetreden en is een belangrijke speler geworden. Het is precies daarom dat de rijke landen zich afstandelijker zijn gaan opstellen ten aanzien van de WTO. De voorzitter is nu een Braziliaan en die heeft een andere aanpak dan zijn voorgangers, die de rijke landen vertegenwoordigden. Ik heb veel kritiek geuit op de WTO maar ik denk dat vandaag de WTO opnieuw een belangrijk forum is voor de ontwikkelingslanden. Het is de belangrijkste plek waar ze een gelijke stem hebben, in theorie althans.
Precies om die reden namen de rijke landen afstand van de WTO en beginnen ze nu akkoorden af te sluiten onder elkaar of op regionaal vlak. Wat de EU probeert te doen met de Economische Partnershipakkoorden (vrijhandelsakkoorden die de EU met groepen ACS-landen probeert door te drukken) is een schandaal omdat ze de andere landen onder druk zetten om toegevingen te doen.

Lees hier het tweede deel van dit interview: Een nieuwe crisis in de maak