De eerste week van de klimaatconferentie, COP 20 in VN-jargon, zit er op. De conferentie van Lima, van 1 tot 12 december, moet eensgezindheid bereiken over de grote lijnen van het nieuwe klimaatakkoord dat volgend jaar in Parijs (COP 21) moet goedgekeurd worden. Vanaf 2020 zou het nieuwe akkoord in werking moeten treden.
Hoewel er in de aanloop naar deze conferentie goed werk is geleverd, toch hebben de onderhandelaars nog een zware kluif aan de agenda die hier voorligt.
Er moeten twee sporen besproken worden: het akkoord dat in Parijs moet beklonken worden, en de engagementen die landen opnemen tussen nu en 2020, om de kloof te overbruggen waar momenteel geen akkoord voor bestaat.
Zuid-koreaanse studenten voeren een ludieke actie om voorbijgangers hun ecologische schuld te laten terug betalen en om zo engagementen te verzamelen.
© Alma De Walsche
De thema’s waarover gesproken wordt, zijn mitigatie ( uitstoot van broeikasgassen beperken), adaptatie (aanpassing aan impact van de klimaatverandering), financiering en technologie-overdracht (met discussies over intellectuele eigendomsrechten).
Het Parijs-akkoord
De voorbije maanden is er een ontwerpversie klaargestoomd die als vertrekbasis dient en nog heel wat incognita bevat.
Zo is het nog niet duidelijk of de uitkomst een “akkoord” of “overeenkomst” zal zijn en dat is wellicht minder belangrijk dan de cruciale vraag of wat er beslist wordt, wettelijk afdwingbaar zal zijn of dat het gaat om wat landen vrijwillig willen doen.
De EU heeft zich vorige week expliciet uitgesproken voor een wettelijk bindend akkoord, omdat men anders nooit bij het noodzakelijke doel van 2°C of 1,5°C gaat uitkomen. De VS is voorstander van vrijwillige engagementen.
In dat nieuwe akkoord moeten alle landen bijdragen, en niet alleen de industrielanden zoals in het Kyotoprotocol. Concreet moet elk land hiervoor zijn bijdrage opgeven, de zogenaamde INDCs (Intended Nationally Determined Contributions). De landen hebben tijd tot maart volgend jaar om dat te doen, maar hier moet afgesproken worden wat dit allemaal moet omvatten. Heel wat ontwikkelingslanden vinden dat dit niet alleen over mitigatie mag gaan, maar dat in de bijdragen van de landen ook adaptatie, financiering en technologie-overdracht moet inzitten.
Wie moet wat doen? En doen ze dat ook?
Het is een moeilijke evenwichtsoefening, want hoe moet men gaan meten wie wat moet doen, en hoe gaat men controleren of landen zich aan die afspraken houden? Daar draaien heel wat discussies over en in VN-jargon is dat een cruciaal principe, onder de naam CBDR-RC (Common but Differentiated Responsabilities and Respective Capabilities).
Heel wat ontwikkelingslanden vinden dat het niet alleen over mitigatie mag gaan.
John Walker (CC BY 2.0)
Een ander element van discussie hier is over welke periode die landenvoorstellen moeten gaan. Om het meten van de naleving niet te ver in de toekomst te projecteren, wordt vijf jaar voorsteld: opmeten van de verplichtingen in 2025, om telkens te kunnen meten of dat in lijn is met de evolutie van de opwarming.
Op de terugweg van het congrescentrum naar de hotels, zat ik in de bus naast een van de onderhandelaars uit Oeganda. De man zag er vermoeid en suf uit. Het was zijn eerste COP, vertelde hij, en tussen alle bomen van letterwoorden en afkortingen zag hij het bos niet meer. Het is allemaal heel technisch, er zijn een resem bottlenecks en ontelbare gevoeligheden bij elk van de 194 deelnemende landen. En toch moet dat allemaal op een lijn geraken. Geen sinecure maar wel een oefening voor de wereldgemeenschap om kaders te creëren voor een gezamenlijke aanpak voor een globaal probleem.
Post-Kyoto
Omdat Kopenhagen geen akkoord heeft opgeleverd, is er in 2012 een einde gekomen aan de verplichtingen aangegaan in het Kyotoprotocol, zonder dat er iets nieuws in de plaats kwam. Op de klimaatconferentie van Durban (2011) is overeengekomen dat er een tweede verbintenisperiode zou komen van het Kyotoprotocol om de leemte te vullen in afwachting van het nieuwe akkoord. Maar daar zijn verder nauwelijks afspraken over gemaakt.
2°C opwarming is te veel. 1,5°C is een veiligere grens.
Hier in Lima zou er duidelijkheid moeten over welk engagement de ontwikkelde landen opnemen om tegen 2020 nog steeds op schema te zitten voor de 2°C.
Die 2°C op zich is ook een discussiepunt. Steeds meer stemmen pleiten voor 1,5°C als veiligere drempel.
Geldstromen
Tegenover een akkoord moeten middelen staan.
Het Groen Klimaatfonds heeft bijna 9,7 miljard dollar bijeen gehaald, maar dat zou moeten aangroeien tot 15 miljard dollar. Dat fonds focust op financiering voor vier jaar, 2015-2018 voor ondersteuning arme landen om te evolueren naar een koolstofarme economie en het nodige klimaatbeleid te ontwikkelen. UNFCCC wacht nog op een bijdrage van ons land.
Vorige week heeft het VN-Milieuprogramma UNEP een rapport gepubliceerd over de Adaptatiekloof. Volgens dat rapport kan de kost voor adaptatie alleen oplopen tot 200 of 300 miljard dollar per jaar tegen 2050, zelfs bij een opwarming van 2°C.
Een tweede financieringsstroom is de afgesproken 100 miljard dollar, die vanaf 2020 jaarlijks zou moeten opgehaald worden voor klimaatmaatregelen. Dat geld moet zowel van private als van publieke middelen komen. Daar wordt volop voor gemobiliseerd. De ontwikkelingslanden willen dat die financiering “adequaat en betrouwbaar” is, maar het is nog onduidelijk wat er dan na 2020 gaat komen. Een paar landen, waaronder de
VS en Zwitserland willen het daar niet over hebben.
Een derde potje is het Adaptatiefonds, expliciet voor arme landen die nu al lijden onder de impact van de klimaatopwarming. Ons land beloofde vorig jaar 3,25 miljoen euro maar heeft dat bedrag nog niet overgemaakt.
Tot slot is er op de vorige klimaatconferentie in Polen een nieuw element in het leven geroepen, het Internationale Mechanisme voor Schade en Verlies. Dat zou hier ook verder op punt moeten gesteld worden.
Multipolair en polyfoon
Anders dan bij andere VN-conferenties, waar in principe landen onderhandelen in regionale groepen, is er in de klimaatonderhandelingen in de loop van de jaren een bonte waaier gegroeid van clusters van landen met gedeelde belangen die elk hun eigen belangen en gevoeligheden hebben: de de G77 + China, de Umbrella-groep, EU, OASIS, BASIC, de MIG (Milieu-Integriteit-Groep) , de Minst Ontwikkelde Landen, de Afrika-Groep, de AILAC (Latin American Alliance), SICA (Sistema de Integración Centro-Americana), de Arabische Groep, de Gelijk Gezinde Landen en de Coalitie van Regenwoudnaties.
Naast de engagementen van de nationale staten, zijn er ook andere spelers op het veld die er mee moeten voor zorgen dat de zogenaamde emissiekloof gedicht wordt.
Een zeer gedreven en creatieve groep zijn de steden en gemeenten, die ambitieuze doelstellingen formuleren op vlak van mobiliteit en groene energie. Zij deden een oproep om de link te leggen tussen het klimaatbeleid en de Duurzame Ontwikkelingsdoelen die vanaf volgend jaar de Millenniumdoelen moeten opvolgen.
Een zeer gedreven en creatieve groep zijn de steden en gemeenten. (op de foto: Freiburg, Duitsland)
Florian K (CC BY 2.0)
De Internationale Organisatie voor Burgerluchtvaart (ICAO) wil een overeenkomst bereiken om de efficiëntie in brandstofverbruik per jaar met 2 procent te verbeteren en om de emissies van de sector niet meer te laten groeien vanaf 2020.
De Internationale Maritieme Organisatie zit ook mee in de boot en belooft zich in te zetten voor efficiëntie in brandstofgebruik, maar zonder concrete doelstellingen naar voor te schuiven.
To Do
Vanaf vandaag, maandag, zullen de bevoegde ministers de onderhandelaars vervoegen en zullen er cruciale knopen moeten doorgehakt worden. Op dinsdag 9 december is er een ministerconferentie over Klimaatfinanciering, op 10 december over het nieuwe verdrag.