In 2017 zal niet enkel de bevolking van Jemen, Noord-Nigeria, Somalië en Zuid-Soedan voedselhulp nodig hebben. Meer dan zeventig miljoen mensen riskeren in een crisissituatie te belanden. ‘Nog nooit was de nood aan voedselhulp zo groot.’
Die boodschap stuurde Fewsnet begin dit jaar de wereld in. Naast Jemen, Zuid-Soedan, Somalië en Nigeria zouden ook landen als Zuid-Afrika, Haïti, Madagaskar en Afghanistan ons zorgen moeten baren.
Fewsnet, voluit het Famine Early Warning Systems Network, werd opgericht na de grote hongersnood van 1993-1995 in West-Afrika. Achteraf stelde de Amerikaanse overheid vast dat ze destijds geen adequate hulp kon bieden, omdat ze over te weinig exacte informatie beschikte over wat er waar precies gaande was. Fewsnet moest dat veranderen.
Het handelsmerk van de organisatie is haar early warning systeem, waarmee ze de voedselsituatie in een land zes tot twaalf maanden vooraf kan inschatten. Chris Hillbruner (Fewsnet): ‘Via een wereldwijd netwerk van lokale kantoren, nationale regeringen, ngo’s en wetenschappelijke partners zoals NASA, US Geological Survey en NOA, ontvangen we gegevens en analyses op basis waarvan we voor meer dan 36 landen - in Sub-Sahara Afrika, Centraal-Amerika, Jemen, Afghanistan – voorspellingen kunnen maken.’
Scenario’s
Wanneer wordt een situatie als ‘voedselcrisis’ gedefinieerd?
Chris Hillbruner: We classificeren situaties op basis van de IPC, Integrated Food Security Phase Classification. Dat is omzeggens de globale taal om over voedselonzekerheid te praten. Aan het begin van elk jaar schatten we voor elk land dat we bestuderen hoeveel mensen zich in fase 3 of hoger van IPC zullen bevinden. Zij hebben mogelijk noodhulp nodig.
Waarop baseert u uw voorspellingen?
‘De globale voedselonzekerheid ligt nog veel hoger’
Chris Hillbruner: We werken we met scenario’s. We bekijken eerst hoe mensen in een doorsnee jaar in hun levensonderhoud voorzien. Hoe hebben ze toegang tot voedsel - produceren ze het zelf, moeten ze het aankopen…- en hoe vergaren ze hun inkomen - via landbouw, via werk in loondienst, door handel….? Zo kun je achterhalen welke factoren de voedselveiligheid er (vooral) bepalen.
Vervolgens maken we een reeks veronderstellingen van toekomstige situaties. Die scenario’s vergelijken we met de gegevens rond levensonderhoud. Als mensen bijvoorbeeld sterk terugvallen op de landbouw, dan verdienen de evolutie van het teeltseizoen en de regenvoorspellingen bijvoorbeeld extra aandacht. Hangt de bevolking sterk af van de markt, dan is het zaaks de voedselprijzen in het oog houden.
Het resultaat van die oefening vertelt ons of huishoudens in staat zullen zijn hun voedingsbehoeften te voorzien of niet.
Fase 3
Begin dit jaar stuurden jullie een alarmerend bericht de wereld in. 2017 wordt een jaar met ‘ongeziene’ nood aan voedselhulp.
Chris Hillbruner: Klopt. De omvang, de ernst en de geografische reikwijdte ervan was de afgelopen decennia nooit groter. Dit jaar zullen meer dan meer dan zeventig miljoen mensen in fase 3 van IPC of in een hogere fase terechtkomen. Dat is 40% dan het aantal dat we voor 2015 inschatten.
Hierbij hoort trouwens een kanttekening: we focussen enkel op mensen die mogelijk noodhulp nodig hebben. We doen dus geen algemeen statement over regio’s waarin voedselonzekerheid heerst, want dat zijn er een pak meer.
Hoe komt het dat dit jaar zo rampzalig wordt?
Chris Hillbruner: Droogte en conflict zijn de belangrijkste oorzaken. Bij conflict is de crisis het meest nefast. Door droogte kun je een periode in ernstige voedselonzekerheid verkeren, maar als het nadien weer behoorlijk regent, kan de situatie substantieel verbeteren. Dat is in Somalië en in zuidelijk Afrika bijvoorbeeld het geval. Veel conflicten daarentegen blijven bestaan. Daardoor groeit het aantal mensen dat met voedselonzekerheid kampt, in plaats van af te nemen. Dat is in Jemen, Zuid-Soedan en Nigeria, maar evengoed in Syrië het geval. Naast conflict en droogte speelt ook de daling van de olieprijzen. Die levert overheden minder inkomsten om tot actie over te gaan.
U doet voorspellingen twaalf tot zes maand op voorhand. Kunnen landen sneller reageren dan vandaag?
‘Of er een hongersnood zal plaatsvinden, is de verkeerde vraag’
Chris Hillbruner: Dat kan door bepaalde mechanismen in de noodhulp aan te passen: door bijvoorbeeld te werken met cash transfers, door voedsel lokaal aan te kopen en niet te verschepen (nvdr. bepaalde noodhulporganisaties doen dit al).
Maar nog belangrijker is de vraag hoeveel hulp je stuurt. De ervaring leert dat we pas alle middelen inzetten als de hongersnood wordt afgekondigd. Maar dan is het te laat. Hongersnood betekent immers dat er al een buitensporig aantal doden zijn. We zouden niet mogen wachten op het ergste, maar die situatie net moeten voorkomen. Of er een hongersnood in Jemen of Somalië zal plaatsvinden, is de verkeerde vraag. Vanaf het moment waarop mensen van honger beginnen te sterven, moeten we er alles aan moeten doen om levens te redden.