Herman De Croo, de ontwikkelingsdenker

Nieuws

Herman De Croo, de ontwikkelingsdenker

Minister van Staat en ondervoorzitter van de Kamer Herman De Croo zetelt sinds enkele maanden als Belgisch vertegenwoordiger in de DAC-reflectiegroep van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Hij is daar een vreemde eend in de bijt -en dat was ook de bedoeling.

De club van rijke landen verzamelt in zijn Development Assistance Committee (DAC) –zeg maar zijn commissie voor ontwikkelingssamenwerking– gegevens over de ontwikkelingssamenwerking van de rijke landen en probeert die hulp door middel van onderlinge afspraken te stroomlijnen. Het DAC heeft sinds mei dit jaar een reflectiegroep die nadenkt over de toekomst van de ontwikkelingshulp in een veranderende wereld. En daarin zetelt dus Herman De Croo.

‘De 150 miljard dollar ontwikkelingshulp dreigt stilaan in het niets te verzinken tegenover de 450 miljard die migranten elk jaar naar huis sturen, de 10.000 miljard van de zogenaamde staatsfondsen en de Zuid-Zuidgeldstromen tussen zogenaamde ontwikkelingslanden waarvan China wel het typevoorbeeld is.’ De Croo ervaart dat ze in Congo dezer dagen die Zuidstromen verkiezen. ‘Het is ook psychologisch, heel de koloniale verhouding weegt nog.’ Eregouverneur Fons Verplaetse drukte dat op een Gentsefeestendebat veel plastischer uit: ‘Moest ik Kabila zijn, ik zou ook weten wat gekozen: acht miljard van de Chinezen of 200 miljoen van de Belgen!’

De Croo lijkt in de denkgroep een vreemde eend in de bijt: hij is er de enige politicus van dat niveau. De andere leden zijn specialisten in ontwikkelingshulp. Sommigen vragen zich af of De Croo wel zal kunnen volgen en geschikt is om ons land daar te vertegenwoordigen. De Croo: ‘Ik ken het jargon en de dossiers. De Belgische minister van Ontwikkelingssamenwerking heeft me gevraagd in die club te zetelen. Hij wil dat ik er een minder orthodox geluid laat horen dan de specialisten. Het is trouwens geen pleziertje: ik heb al een meeting achter de rug in New York, 48 uur over en weer, zestien uur vergaderen. En er volgen nog vergaderingen in Washington en Parijs. Bovendien is het onbezoldigd.’

De Croo blijft bij zijn eerder geuite stelling dat onze hulp te bescheiden is, dat we louter uit zelfbehoud –om oncontroleerbare migratie te voorkomen– twee tot vier procent van ons inkomen aan hulp moeten besteden. ‘Noem het een verzekeringspremie. Tegenover die andere geldstromen dreigt onze hulp stilaan over te komen als het drinkgeld dat de ouwe tante met Nieuwjaar aan haar neefje geeft.’ (jvd)