"Leger Honduras moet macht inleveren"
Thelma Mejía
31 maart 2011
Het leger in Honduras heeft nog steeds te veel macht en moet een stap achteruit zetten. Dat zeggen academici, analisten en voormalige officieren in het Centraal-Amerikaanse land. In 2009 speelde het leger nog een prominente rol in de staatsgreep tegen president Manuel Zelaya.
In juni 2009 haalden militairen president Manuel Zelaya uit zijn huis en zetten ze hem op het vliegtuig naar Costa Rica. Ondertussen vonden nieuwe verkiezingen plaats maar het leger heeft nog steeds veel macht.
“Honduras moet een proces van democratisch herstel starten, en daarin moet de militairen een minder autoritaire functie hebben, ze moeten meer ondergeschikt zijn en hun rekeningen verantwoorden.” Dat zegt Víctor Meza, minister van Binnenlandse Zaken in de regering-Zelaya en nu directeur van het Centrum voor Documentatie van Honduras.
In de komende drie maanden wil Meza een dialoog op gang brengen over de toekomstige rol van de militairen, “om staatsgrepen te vermijden en een grotere controle te hebben op hun begroting en de inlichtingendiensten.”
Staatsgrepen in Honduras
Het Hondurese leger, dat nu 15.000 soldaten telt en een begroting van omgerekend 120 miljoen euro heeft, pleegde staatsgrepen in 1956, 1963 en 2009.
Ook volgens de voormalige kolonel Mario Maldonado is het tijd om de relatie tussen burgersamenleving en leger te herdefiniëren zodat een politisering van het militaire apparaat onmogelijk wordt.
Om die relatie opnieuw te bekijken moet het land eerst aan een nieuw politiek leiderschap en een actievere bevolking werken, want op dit moment “is er geen sprake meer van het voorstel en de vragen die men zich vroeger stelde”, zegt socioloog Leticia Salomón, expert in militaire thema’s.
Met de staatsgreep tegen Zelaya “werd de klok teruggedraaid”, zegt politiek analist Rodil Rivera Rodil. “Vandaag zitten we opnieuw in het debat over hoe we de burgerlijke controle op het militaire apparaat kunnen realiseren, iets waarvan we al dachten dat het achter de rug was.”