Pakistan organiseert een regionale topontmoeting, maar vier van de acht lidstaten van de Zuid-Aziatische Samenwerkingsvereniging zeggen hun deelname af omwille van Pakistans betrokkenheid bij terrorisme. India dreigt intussen ook met het “waterwapen”. Hoe reageert Islamabad op deze vernedering?
De Pakistaanse regering heeft behoorlijk geïnvesteerd in de kans om de 19de topontmoeting van de SAARC (South Asian Association for Regional Cooperation) te organiseren in november in Islamabad.
Begin deze week liet India echter weten dat het niet zou deelnemen aan de topontmoeting, vanwege ‘toenemende grensoverschrijdende terroristische aanvallen en de toenemende inmenging in de interne aangelegenheden van lidstaten door één land.’ Pakistan werd in de mededeling van India niet met name genoemd, maar gezien de context is dat overbodig.
SAARC is het forum waarop India, Pakistan, Afghanistan, Bangladesh, Sri Lanka, Bhoetan, Nepal en de Maldiven de vaak vijandige onderlinge relaties proberen te overstijgen en samenwerking te stimuleren. Samen vertegenwoordigen die 8 landen meer dan 20 procent van de wereldbevolking (ongeveer 1,8 miljard mensen).
Bangladesh, Afghanistan en Bhoetan lieten kort daarna ook weten aan SAARC-voorzitter Nepal dat ze in november niet naar Islamabad zouden afreizen. Bangladesh liet weten dat ‘de toenemende inmenging van één land in de interne aangelegenheden van Bangladesh’ het onmogelijk maakte om deel te nemen. Bhoetan verwees naar ‘toenemend terrorisme in de regio.
En de beslissing van Afghanistan om af te zeggen bevestigt dat de relaties tussen Kaboel en Islamabad op een absoluut dieptepunt zitten, ook al was president Ashraf Ghani bij het begin van zijn ambtstermijn voluit gegaan voor een herstel van die relaties. Een mededeling van Afghanistan had het over “opgedrongen terrorisme”, wat een duidelijke verwijzing is naar de steun die de Taliban volgens Kaboel krijgen vanuit Pakistan.
Een jaar van snel oplopende spanningen
Op 18 september kreeg India een tweede dodelijke aanval op een militaire basis te verwerken in dit jaar. Op 18 september vielen er 19 doden bij de aanval op de kazerne in Uri, een stadje vlakbij de Line of Control (in feite een bestandslijn tussen India en Pakistan) in het gecontesteerde Kasjmir. Van 2 tot 5 januari vielen bij een meerdaagse aanval op een andere militair basis in Pathankot ook al tien Indiase doden en twintig gewonden. Pathankot ligt ook dicht bij de Pakistaanse grens, in de provincie Punjab.
De Indiase regering had in januari Pakistaanse militanten beschuldigd en suggereerde dat ook delen van de Pakistaanse overheid betrokken waren bij de aanval op Pathankot. Maar Pakistan trad niet op tegen de organisaties die genoemd werden, wat de frustratie in Delhi deed toenemen. Heel wat waarnemers -en niet alleen in India- vermoedden achter de aanval op Pathankot een manoeuvre van het Pakistaanse leger dat zo de plotse vriendschap tussen de Indiase en Pakistaanse premiers -Modi ging in december op onaangekondigd bezoek bij Sharif naar aanleiding van een huwelijk- wou torpederen.
En altijd opnieuw Kasjmir
Toen begin juli Burhan Wani, een jonge commandant van een gewapende afscheidingsbeweging in Indiaas Kasjmir, gedood werd door het Indiase leger, schaarde de Pakistaanse overheid zich meteen achter het burgerprotest dat in Kasjmir begon. Islamabad klaagde ook de repressie en de schendingen van de mensenrechten aan die begaan werden bij de pogingen van het leger om die protesten te onderdrukken. Die houding zorgde ervoor dat de emmer van verontwaardiging bij de hindoenationalistische premier Modi vol was. Kasjmir is voor zijn partij, de BJP, namelijk net zo niet-onderhandelbaar als voor het Pakistaanse leger, dat het buitenlandbeleid van Pakistan bepaalt.
Als reactie sprak premier Modi tijdens de toespraak op onafhankelijkheidsdag op 17 augustus zijn steun uit voor de separatistische bewegingen in de Pakistaanse provincie Baloetsjistan. Daarmee leek hij meteen de verdenkingen en beschuldigingen van Pakistan –dat India achter die opstand zit- te bevestigen.
Vorige week, tijdens de toespraken voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, werd de toon nog wat verder aangescherpt. Modi noemde Pakistan het thuisland voor ‘de Ivy League van het internationale terrorisme’. De Pakistaanse premier Sharif hamerde op hetzelfde forum dan weer op de mensenrechtenschendigen door het Indiase leger in Kasjmir, wat een week later opnieuw een verwijzing naar Baloetsjistan opleverde door de Indiase minister van Buitenlandse Zaken. Sushma Swaraj noemde de repressie tegen de separatisten in Baloetsjistan ‘de ergst denkbare oorlogsmisdaden’.
De opgelopen spanning resulteerde deze week ook in een kort gewapend treffen, waarbij twee Pakistaanse soldaten op Pakistaans grondgebied gedood zouden zijn door Indiaas vuur. Dit soort grensschermutselingen komt wel eens vaker voor, maar in een periode van oplopende spanning en demagogie zijn ze extra gevaarlijk.
Eerst water, dan atoombommen?
Intussen dreigde premier Modi met het inzetten van het “waterwapen”: hij vroeg om na te gaan hoe het water van de rivieren Indus, Chenab en Jhelum die vanuit India Pakistan binnenstromen afgeleid kon worden. Dat is een dreigement dat zeker niet meteen kan uitgevoerd worden, maar dat wel zowat de enige samenwerkingsovereenkomst tussen de twee landen op losse schroeven zou zetten.
Een uitgebreide analyse van de wateroorlog die dreigt en het akkoord dat die oorlog de voorbije 55 jaar voorkomen heeft.
Het Indus Water Treaty houdt al sinds 1960 stand, alle oorlogen en conflicten tussen beide landen ten spijt. Openlijk dreigen met het stopzetten ervan is voor Pakistan bijna even bedreigend als een dreigement om nuclaire wapens in te zetten –waarover beide landen beschikken sinds 1998- omdat het de landbouw in de dichtbevolkte Pakistaanse Punjab onmogelijk zou maken.
De blijvende volksopstand in Kasjmir, de terroristische aanslagen in India, de spanningen tussen Pakistan enerzijds en Afghanistan, Bangladesh en India anderzijds, de nucleaire bewapening, de aanwezigheid van talloze gewapende en extremistische milities in Pakistan… vormen samen een erg gevaarlijke cocktail die vandaag dichter bij ontploffing is dan sinds de confrontatie tussen India en Pakistan in 2001. De vernedering die Islamabad ervaart door de afgelasting van de Zuid-Aziatische Top, als gevolg van Indiaase diplomatie druk, maakt de toestand nog gevaarljiker in de nucleair bewapende regio.