1 jaar na de aardbeving krabbelt Nepal recht

Opinie

1 jaar na de aardbeving krabbelt Nepal recht

1 jaar na de aardbeving krabbelt Nepal recht
1 jaar na de aardbeving krabbelt Nepal recht

Nick Meynen bestudeert al jaren hoe de hulpindustrie Nepal beïnvloedt. ‘Het land wordt vooral door banken en regeringen in Washington, Manila en Delhi bestuurd, en door de westerse hulpindustrie.’

Link

Kom ook naar de MO*lezing over noodhulp!

Eén minuut was genoeg. We schrijven 25 april 2015 en de aardbeving in Nepal maakt in één klap meer dan een miljoen mensen dakloos.

Tijdens de honderden naschokken komt de noodhulp op gang. De zoveelste golf die uit het buitenland komt, vol altruïsme maar ook vol visies op hoe Nepal er zou moeten uitzien. Vol verborgen agenda’s. Wat ik al sinds 2003 onderzoek is hoe Nepalezen kijken naar die grote buitenwereld en naar zowel de problemen als kansen die de globaliserende wereld met zich brengt.

Teenslippers

Link

Lees hier het hele verhaal van Uma

Uit wat voor hout zijn die Nepalezen eigenlijk gesneden? De Nepalese antropoloog en professor Dor Bahadur Bista bewierookt zijn landgenoten als mensen met een sterke wil tot productie, een hoge tolerantie tegen extreme omstandigheden en veel aanpassingsvermogen op zowel individueel als collectief vlak. In zeven bezoeken die samen twee jaar duurden was ik het vaak eens met die lofbetuiging, zeker na de aardbeving. Iedereen die ooit al wandelend in de Nepalese bergen door een zestig of zelfs tachtig kilo dragende sherpa-op-teenslippers ingehaald werd, zal zich bij me aansluiten.

Zo is er bijvoorbeeld Uma (18). Zij kreeg een muur op haar been. Toen dokters drie dagen later aan een amputatie begonnen trilde de aarde opnieuw, vluchtte iedereen uit het hospitaal en werd ze achtergelaten op de operatietafel. Een half jaar later stapt ze ons tegemoet, met een prothese van Handicap International. Ze zit nu bij het kransje van vijfhonderd studenten die in Nepal informatica mogen studeren. Uma wil andere slachtoffers helpen door haar wilskracht te tonen.

Dit kon niet de bedoeling zijn

Al in 1990 schreef Bista ook dat de meerderheid van zijn landgenoten van deelname aan de moderne samenleving verstoken bleef door het kastensysteem, dat de uitsluiting institutionaliseerde. Wat hij niet schreef, was dat ontwikkelingshulp door een slecht begrip van de lokale cultuur daar vaak een bijdrage toe levert. De maoïstische opstand begon niet toevallig in een ruraal gebied waar een groot “hulpproject” van USAID net gedaan was. De rooie rakkers werden vooral daar groot waar Big Aid zijn dammen en andere megaprojecten ontplooide. Dat kon niet de bedoeling zijn.

‘Ontwikkelingshulp levert vaak een bijdrage aan uitsluiting.’

Nepal benadert het neoliberale land waar sommigen ook in België van dromen. Van herverdeling of “verpampering” is geen sprake. De elite heeft toegang tot privé-onderwijs, breedbandinternet en kraantjeswater. Een grote massa moet vechten om zaken als onderwijs, elektriciteit, water of een baan te krijgen.

De door de maoïsten gewonnen oorlog heeft daar amper tot niets aan kunnen veranderen. Vandaag zijn de maoïsten een politieke partij als een andere geworden: zonder eigen leger en even corrupt en ideologisch incoherent als de andere grote spelers.

Als ik hun leider Prachanda bij diens bezoek aan Brussel vraag wat hij vandaag vindt van de megadammen waar de maoïsten altijd strijd tegen leverden, blijkt hij het een ‘noodzakelijk element in de ontwikkeling van Nepal’ te vinden. ‘Als je standaard tien procent bakshees van elk hulpproject in je zak steekt, kies je liever het duurste dan het beste project.’ Dat vertelde Dipak Gyawali, een voormalige minister van natuurlijke rijkdommen me eens. Na een pak publiek geworden schandalen blijkt dit ook op de maoïsten toepasbaar. Ook dat kon niet de bedoeling zijn.

Blokkade

Vandaag komt het verzet tegen onrecht vooral van de Madhesi, een grote maar gemarginaliseerde bevolkingsgroep die in de vlakte wonen waar Nepal in India overgaat. In 2015 schudden eigenlijk twee zware aardbevingen Nepal door elkaar. De eerste mat 7,6 op de schaal van Richter, maakte miljoenen dakloos en bracht een wereldwijde golf van solidariteit op gang.

‘De geopolitieke aardbeving bestond uit een nieuwe grondwet, een maandenlange grensblokkade, ongeziene tekorten, en een geladen conflict met India.’

De andere was 1000 kilometer breed, gijzelde 30 miljoen mensen en haalde amper de wereldpers. Deze geopolitieke aardbeving begon met een nieuwe grondwet die leidde tot een maandenlange grensblokkade, ongeziene tekorten en een geladen conflict met India. De lont van dit conflict werd in de winter van 2016 met wat amendementen aan de nieuwe grondwet gedoofd, maar het is slechts een kwestie van tijd voor het potje vol sociale onvrede weer overkookt.

Hoe graag wij ook ter compensatie van de harde realiteit op het thuisfront in het bestaan van Shangri-La willen geloven, Nepal is niet het paradijs op aarde. Wie na tien jaar oorlog, de verkiezingsoverwinning van de maoïsten en de opstand van de Madhesi nog altijd in het sprookje van Shangri-La gelooft, negeert al dan niet bewust de enorme frustratie die bij de bevolking leeft. Nepal is wél een prachtig land bevolkt door veel fantastische mensen die helaas vaak nog vastzitten in een oneerlijk en volkomen corrupt systeem. Dat is deels een lokaal probleem, maar deels ook iets dat “wij” in stand houden, via onze hulpindustrie, schreef ik al in 2008 voor MO*.

Link

Lees ook het dossier Noodhulp in Nepal

De grote hulpindustrie kijkt naar Nepal als een patiënt. Een amalgaam van buitenlandse dokters legt het aan verschillende baxters. Ze steken er elk hun eigen medicijnen in: bosbouwprogramma’s die in Finland werken, maar niet in Nepal, megadammen en missionarissen. Van de patiënt wordt verwacht dat hij alles slikt en geen vragen stelt. De meerderheid van al dat ontwikkelingsgeld vloeit direct terug naar het buitenland, bijvoorbeeld via westerse consultants die 1500 dollar vragen. Per dag. Om het secundair onderwijs te adviseren, bijvoorbeeld. Waar men dan wél Shakespeare leert maar niets over erosiebestrijding en teelttechnieken.

United Nations Development Programme (CC BY-NC-ND 2.0)

‘De aardbeving deed onze huizen en muren instorten, maar ook de muren tussen de mensen zijn gevallen.’

United Nations Development Programme (CC BY-NC-ND 2.0)​

In mijn boek ‘Nepal. Nieuwe wegen in de Himalaya’ gebruik ik het land als gevalstudie om te bestuderen welke invloed “de buitenwereld” kan hebben op een klein land in de derde wereld? Als we naar Nepal kijken, zien we de vanuit het buitenland gestimuleerde smokkel van kunst en zelfs kinderen, de vooral elders veroorzaakte klimaatverandering die voor afwijkende weerpatronen en erosie zorgt, en de krimpende soevereiniteit. Het land wordt toch vooral door banken en regeringen in Washington, Manila en Delhi bestuurd, en door de westerse hulpindustrie. Maar we zien ook positieve invloeden. Zo zie je op de armoedekaart meteen waar de populaire wandelroutes liggen omdat die gebieden veel rijker zijn. En de aardbeving bracht toch vooral positieve projecten voort.

Staten stellen teleur

Een jaar na de grote aardbeving blijkt dat de meerderheid van onze giften aan 12-12 goed terecht kwam en dat betrokkenen in Nepal én ver daarbuiten met veel energie aan een nieuw Nepal werken, maar dat staten faalden.

Nepal slaagde er bijvoorbeeld niet op tijd in om de wetten te stemmen die ze zelf nodig acht voor de reconstructie en dus vrijmaking van meer dan 4 miljard euro hulp van andere staten. Door een grondwet te stemmen zonder steun van de Madhesi kreunde het land onder een grensblokkade die de hulpoperatie hypothekeerde en misschien wel meer slachtoffers maakte dan de aardbeving zelf. Ons land stuurde niet wat Nepal ons gevraagd had en de bevoegde Minister, Didier Reynders, loog daar vervolgens over in het parlement.

‘Het kan altijd beter, maar in een zeer uitdagende context lijkt het mij op zijn plaats om wat krediet te geven aan de duizenden buitenlanders én Nepalezen die samenwerkten.’

Grote ngo’s wisten dat dit ging gebeuren, hadden noodplannen klaar en konden in vergelijking met hun doorsnee track record een relatief efficiënt parcours afleggen. Ja, er zijn ook verhalen van slechte coördinatie en geldverspilling, maar veldhospitalen en tentenkampen bouwen is iets wat ze vrij goed kunnen en ook deden.

Ook Belgische ngo’s buiten het 12-12 consortium haalden soms meer dan een miljoen euro op, zoals Shangrila Home en Cunina – om er zeer tastbare zaken mee te doen: een nieuw weeshuis en duizenden shelters bouwen. Het door Belgen gerunde netwerk CPCS kon vlak na de aardbevingen 40.000 slachtoffers en een honderdtal scholen helpen. Kleinere organisaties zoals Chautaara vzw of Sukhi Home zamelden tienduizenden euro in en konden daarmee voor honderden gezinnen shelters bouwen. Het kan altijd beter, maar in een zeer uitdagende context lijkt het mij op zijn plaats om wat krediet te geven aan de duizenden buitenlanders én Nepalezen die samenwerkten om met beperkte middelen zo veel mogelijk concrete hulp te bieden.

De aardbeving maakte ook komaf met een aantal problemen die zich meestal voordoen bij ontwikkelingshulp. Wekenlang moesten hoge en lage kaste buren in open lucht naast elkaar op de grond slapen. Dat schept een band, hoorde ik overal. Het aantal hulpprojecten dat gewoonlijk door het kastensysteem (en onze houding daarover) faalt is zo groot dat dit ene gegeven misschien wel een cruciale rol speelde.

Het MO* dossier over de noodhulp aan Nepal sloot ik dan ook af met de woorden van Suman Shahi, een hoge kaste zakenvrouw die na de aardbeving vrijwilliger in een tentenkamp werd. Ze vertelde dat ze door de aardbeving haar buren had leren kennen en sindsdien anders naar haar landgenoten kijkt. ‘De aardbeving deed onze huizen en muren instorten, maar ook de muren tussen de mensen zijn gevallen.’

Nick Meynen schreef in 2010 het boek ‘Nepal. Nieuwe wegen in de Himalaya’. In maart 2016 verscheen een 3e en herziene editie, met updates, een voorwoord van Gie Goris en nieuwe hoofdstukken over de hulp na de aardbeving en over de politieke aardbeving van 2015.