Frank Gerits (Universiteit Utrecht)
Klimaatcrisis als handelswaar
“‘‘Hoe marktwerking de klimaatconferenties binnensloop’’

27 jaar na de beroemde Conferentie van Kyoto in Japan is duidelijk dat het Kyotoprotocol niet moet worden gezien als een succes van klimaatdiplomatie, maar als een triomf voor de klimaatmarkt.

27 jaar na de beroemde Conferentie van Kyoto in Japan is duidelijk dat het Kyotoprotocol niet moet worden gezien als een succes van klimaatdiplomatie, maar als een triomf voor de klimaatmarkt.
Door geen pad naar reductiedoelen te creëren lieten de VN-klimaatconferenties vrij spel aan de neoliberale vrije markt. Geïndustrialiseerde landen konden zo hun verantwoordelijkheid verder voor zich uitschuiven, meent expert internationale betrekkingen Frank Gerits van de Universiteit Utrecht. ‘Het is tijd dat we de oplossingen voor de klimaatopwarming niet gaan zoeken bij dezelfde actoren die deze crisis veroorzaakt hebben.’
De 30e VN-klimaatconferentie in Belém vindt plaats onder moeilijke omstandigheden. Het lijkt steeds onhaalbaarder om de opwarming van de aarde binnen 1,5°C te houden. Bovendien hebben de organisatoren in Brazilië belangrijke pr-fouten gemaakt, zoals het kappen van bomen in het Amazonegebied om een weg aan te leggen voor de klimaattop. De vraag dringt zich dan ook op: hoe kan het dat, in de woorden van UNEP-directeur Inger Andersen, de klimaatdoelstellingen op intensieve zorgen liggen, maar er wel iedere conferentie nieuwe afspraken en CO2-reductiemechanismen bijkomen?
Het antwoord ligt bij een fout die de Conference of the Parties of the UN Framework Convention on Climate Change (UNFCCC), kortweg ‘COP’, is binnengeslopen tijdens de eerste conferentie in Berlijn in 1995. De COP heeft namelijk als taak de implementatie van de klimaatconventie van 1992 op te volgen. Die conventie verbond de ondertekenaars ertoe om de concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer te verminderen.
De manier waarop men tot broeikasgasreductie moest komen werd evenwel niet vastgelegd en moest uitgewerkt worden op een eerste bijeenkomst in Berlijn op 28 maart 1995 waar Angela Merkel, op dat moment nog Duits milieuminister, een verdeelde zaal toesprak. Geïndustrialiseerde landen in het Mondiale Noorden stonden lijnrecht tegenover de landen van het Mondiale Zuiden en bereikten enkel op de laatste avond een compromis: ontwikkelde landen werden verplicht om eerst reductiedoelen voor zichzelf vast te leggen in een protocol voordat er bindende verplichtingen konden onderhandeld worden met het Mondiale Zuiden. Opnieuw werd de methode niet besproken.
Door geen pad naar reductiedoelen te creëren, liet de COP vrij spel aan het dominante ideologische kader van de jaren 1990: de neoliberale vrije markt. De val van de Berlijnse Muur op 9 November 1989 had onomstotelijk de superioriteit van de vrije markt aangetoond en versterkte de kapitalistische euforie die al onder Ronald Reagan en Margaret Thatcher was opgedoken. In combinatie met het techno-optimisme van de jaren 1980 – het geloof dat technologie en innovatie, van faxmachine tot Concorde, de problemen van de wereld konden oplossen – kwam er één methode bovendrijven: de handel in emissierechten. Een beperkt aantal vergunningen staat de uitstoot van CO2 toe voor een specifieke periode en vervuilers die hun emissies willen verhogen, moeten vergunningen kopen van anderen die bereid zijn deze te verkopen.
Een vergelijkbaar systeem was er al in geslaagd om zwaveldioxide (SO2), geproduceerd door steenkoolverbranding, te halveren nadat George H.W. Bush in 1990 de Clean Air Act aanpaste om een markt voor luchtverontreiniging te creëren in de Verenigde staten. Het systeem is geworteld in de overtuiging dat we emissies accuraat kunnen meten én een geloof dat het geaggregeerde vraag-en-aanbodmechanisme van de markt sociale problemen kan oplossen.
Tegenstanders wijzen erop dat de marktwerking echte collectieve oplossingen alleen maar moeilijker maakt en dat uitstoot accuraat meten onmogelijk is. Voorstanders stellen dat het koppelen van een winstoogmerk aan natuurbescherming mensen motiveert om actie te ondernemen.
Historici beseffen evenwel dat de keuze voor de markt vooral het product is van toeval en dogma: als de omvang van het de klimaatverandering al duidelijk was geweest na 1945, een tijd waarin de sociale zekerheid werd versterkt en de New Deal-coalitie in de Verenigde Staten nog altijd sterk stond, dan had de staat een veel belangrijkere rol gespeeld in de strijd tegen klimaatopwarming. Niet CO2-handel, maar een CO2-taks was dan het dominante antwoord geworden.
Achterkamerpolitiek en de donkere invloed van fossiele brandstof lobby’s zijn belangrijk, maar verbleken bij de voortdurende schaduw die de overwinning van het marktdenken werpt op de klimaatdiplomatie.
Maar het Berlijn protocol dat Merkel in 1995 uit de brand wist te slepen stelde alleen dat er een akkoord moest zijn tegen COP3: de beroemde Conferentie van Kyoto in Japan in December 1997. Voordat het Parijs Klimaatakkoord van 2015 legendarisch werd, stond Kyoto synoniem voor het succes van klimaatdiplomatie.
27 jaar later is het duidelijk dat Kyoto eerder moet gezien worden als de triomf van de klimaatmarkt. Landen mochten hun eigen bindend reductietarget bepalen, de EEC verbond zich bijvoorbeeld tot een 8%-reductie, en marktmechanismen werden naar voor geschoven om die doelen te bereiken. Bovendien werd een marktplaats gecreëerd voor emissierechten en werd het Clean Development Mechanism (CDM) opgezet dat landen in het Noorden in staat stelde om te investeren in duurzame ontwikkelingsprojecten in het Zuiden en om in ruil daarvoor krediet te verwerven dat kan worden opgeteld bij de reductie-inspanningen vastgelegd in Kyoto.
Deze “Kyoto verrassing”, zoals Kyotoconferentievoorzitter Raúl Estrada-Oyuele het noemde, werd in 1999 tijdens de COP in Bonn verder uitgewerkt met een ‘Adaptation Fund’ dat de logica van de vrije markt als aanjager van het klimaatbeleid verder verankerde. Een belasting op de CDM-projecten financierde aanpassingen om te kunnen leven in een veranderend klimaat.
Het Loss and Damage Fund, gecreëerd tijdens de meest recente COP in Doha in 2023, wordt op een gelijkaardige manier gefinancierd. Landen worden aangemoedigd om de producenten van fossiele brandstoffen te belasten en zo het fonds te spijzen. In 2001 werd een ander element uit het Kyotoprotocol uitwerkt zodat er aan ‘carbon sink accounting’, oftewel koolstofboekhouding, kon gedaan worden: het werd geïndustrialiseerde landen toegestaan om zogenaamde ‘emission credits’ te krijgen in ruil voor het planten van bomen.
De omarming van marktmechanismen kwam dus bovendrijven in Kyoto, niet omdat het de meest efficiënte oplossing was, maar omdat het een uitweg bood voor de patstelling die in Berlijn ontstaan was. Geïndustrialiseerde landen konden hun verantwoordelijkheid verder voor zich uitschuiven door te betalen voor reductiemaatregelen elders in de wereld terwijl ontwikkelingslanden geld konden ontvangen voor de duurzame ontwikkeling die ze hard nodig hadden.
Achterkamerpolitiek en de donkere invloed van fossiele brandstof lobby’s zijn belangrijk, maar verbleken bij de voortdurende schaduw die het einde van de Koude Oorlog en de overwinning van het marktdenken werpt op de klimaatdiplomatie. Het is tijd voor andere oplossingen die beter zijn aangepast aan de 21ste eeuw waarbij we de oplossingen voor klimaatopwarming niet gaan zoeken bij dezelfde actoren die de klimaatcrisis veroorzaakt hebben, namelijk bedrijven op zoek naar winst.
Frank Gerits is universitair docent in de geschiedenis van de internationale betrekkingen aan de Universiteit Utrecht. Hij bestudeert de internationale betrekkingen tussen het Mondiale Noorden en Zuiden en richt zich op existentiële risico's, zoals klimaatverandering.
De meningen en standpunten in deze opiniebijdrage zijn die van de auteur en weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs die van de MO*redactie.
Lees ook
Ontvang het beste van MO*
rechtstreeks in je mailbox
Schrijf je nu in op onze gratis nieuwsbrieven en wij houden je op de hoogte van wat er gaande is in onze mondialiserende en snel veranderende wereld.
Word proMO*
Vind je MO* waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je van tal van andere voordelen.
Je helpt ons groeien en zorgt ervoor dat we al onze verhalen gratis kunnen verspreiden. Je ontvangt vier keer per jaar MO*magazine én extra edities.
Je bent gratis welkom op onze evenementen en maakt kans op gratis tickets voor concerten, films, festivals en tentoonstellingen.
Je kan in dialoog gaan met onze journalisten via een aparte Facebookgroep.
Je ontvangt elke maand een exclusieve proMO*nieuwsbrief
Je volgt de auteurs en onderwerpen die jou interesseren en kan de beste artikels voor later bewaren.
Per maand
€4,60
Betaal maandelijks via domiciliëring.
Meest gekozen
Per jaar
€60
Betaal jaarlijks via domiciliëring.
Voor één jaar
€65
Betaal voor één jaar.
Ben je al proMO*
Log dan hier in