Nieuwe frontlijn van jihadisme in Noord-Mozambique?
Mozambikanen dromen van gasdollars, maar vrezen voor gewelddadig jihadisme
Er zitten edelstenen, goud en een gigantische gasbel in de grond, maar daar hebben de inwoners van Cabo Delgado, Mozambique, niets aan. De overheid laat hen in de steek en het leger kan hen niet beschermen tegen geweld. De militant-islamistische groepering Al-Shabab slaagt er meer en meer in om de verarmde bevolking te ronselen met een slecht onderbouwd, religieus verhaal. MO* trok naar het hart van de getroffen provincie.
25 januari 2020, Mozambique. Een troep van 35 gewapende mannen valt het dorp Cagembe binnen, in de noordelijke provincie Cabo Delgado. Tavares (schuilnaam), een lokale handelaar, ziet het gebeuren.
‘Het was rond elf uur ’s ochtends. Mannen bewapend met aanvalsgeweren en kapmessen vielen Cagembe binnen. Ze zongen liederen en schoten in de lucht. Ze droegen militaire uniformen en hadden een zwarte vlag bij met Arabische letters. Ze eisten dat de dorpschef hen de barak van de militairen toonde. Onze dorpschef nam hen mee en wees de barak aan.’
Update 18 maart 2021
Islamistische rebellengroepen in Mozambique doodden op gruwelijke wijze jonge kinderen, sommigen waren amper 11 jaar oud. Dat tekende de ngo Save The Children op in een nieuw rapport.
Het land wordt al lange tijd geteisterd door geweld. Zo werd het havenstadje Mocímboa da Praia, dat door de aanwezigheid van grote gasvoorraden van groot strategisch belang is, vorig jaar meermaals aangevallen door militanten. Arne Gillis trok voor MO* in het voorjaar van 2020 naar Mozambique.
‘De militairen waren gevlucht’, gaat Tavares verder. ‘Nadat onze dorpschef de barak getoond had, werd hij ter plekke onthoofd. Intussen begon een ander deel van de groep het schooltje en de gezondheidspost plat te branden. Daarna kwamen er nog andere huisjes aan de beurt. Rond vijf uur in de namiddag doofden ze het vuur en vertrokken ze.’
‘Twee mensen van ons dorp zijn onthoofd, één persoon hebben we teruggevonden in de assen. Vijf vrouwen zijn ontvoerd. Uit mijn winkeltje hebben ze kleren, eten, wat geld en een motorfiets gestolen.’
Die nacht slaapt Tavares met zijn vrouw en zes kinderen in de jungle. De volgende dag begraaft hij de doden en verlaat met zijn familie het dorp. Ze trekken naar Paquitequete, een wijk in de provinciehoofdstad Pemba. De familie vindt er onderdak bij een oom.
Nog geen maand later, op 24 februari, wordt zijn dorp Cagembe voor de tweede keer aangevallen. De overgebleven huisjes moeten het ontgelden, net als de achtergebleven inwoners.
Sinds die dag bestaat Cagembe niet meer, zegt Tavares. Zijn dorp is platgebrand en verlaten.
Gezichtsloos
Tavares gebruikt het Portugese woord malfeitores om de gewapende troep te beschrijven: boosdoeners_._ Bij gebrek aan een betere omschrijving. De man zegt geen idee te hebben wie zijn dorp in brand stak.
Sindsdien vonden er al minstens 350 aanvallen plaats in de provincie Cabo Delgado. Maar niemand eist de aanvallen op. Er is geen eisenpakket, alleen geweld.
‘Het waren Mozambikanen, ik hoorde het aan de manier waarop ze spraken.’ Maar voor de rest? ‘Zijn het bandieten? Waarom vermoorden ze dan al die mensen? Waarom steken ze dan de school en het ziekenhuis in brand? Zijn het jihadisten? Waarom formuleren ze dan geen eisen aan de regering? We weten niet wat ze willen’, klinkt het.
Op vijf oktober 2017 laten mannen van dezelfde gewapende groep voor het eerst van zich spreken in Mocímboa da Praia, een stadje in Cabo Delgado van zo’n 30.000 inwoners. Tijdens een aanval die twee dagen duurt bezet een dertigtal gewapende indringers drie politieposten. De aanvallers roven het wapendepot leeg. Twee politiemannen en veertien aanvallers vinden de dood.
Sindsdien vonden er al minstens 350 aanvallen plaats in de provincie volgens onderzoeksinstelling ACLED (Armed Conflict Location and Event Data Project). Niemand eist de aanvallen op. Niemand formuleert een eisenpakket.
In de media worden de invallers Ahlu Sunnah Wa-Jama (of Al-Sunnah, ‘adepten van de profetische traditie’) genoemd. Inwoners van de getroffen provincie Cabo Delgado noemen hen Al-Shabab, wat ‘de jeugd’ betekent. Onderzoekers benadrukken dat er geen links zijn met de gelijknamige terreurorganisatie in Somalië.
Uit een afgelegen woestijn, duizenden kilometers verderop, weerklinkt in juni 2019 nog een stem — die van terreurgroep Islamitische Staat. Die beweert dat de aanvallers in Mozambique horen bij de ‘Centraal-Afrikaanse Provincie’ van hun terreurgroep. Maar weinig onderzoekers hechten geloof aan een directe lijn tussen Islamitische Staat en de groep die in Noord-Mozambique terreur zaait. ‘De methodes overlappen niet’, klinkt het bij een Belgische expert inzake defensie.
Er vinden in Noord-Mozambique inderdaad geen zelfmoordaanslagen plaats, er zijn geen auto- of bermbommen, geen ‘mediagenieke’ massa-executies. Desondanks valt het veel onderzoekers, waaronder ACLED’s Jasmine Opperman, wel op dat de aanvallen complexer worden. Het wijst op beïnvloeding van buitenaf, mogelijk door andere terreurgroepen.
Een studie van het Mozambikaanse Instituut voor Sociale en Economische Studies (IESE) haalt aan dat jonge mannen, vooral uit Tanzania, Oeganda en de regio van de Grote Meren, zich aansluiten bij de Mozambikaanse Al-Shabab-groep. ‘Sommige van die jongeren zijn betrokken bij georganiseerde misdaad, anderen hebben ervaring met de gewapende jihad.’
Tegen de overheid, voor radicale islam
Veel blijft onduidelijk, maar wat zeker is, is het geweld. Volgens mensenrechtenorganisaties actief in de regio sloegen sinds oktober 2017 al meer dan 100.000 mensen op de vlucht. Volgens een voorzichtige schatting van ACLED zijn er al 1.000 doden gevallen door het geweld. Het grootste deel daarvan zijn burgerslachtoffers. Daarmee krijgt het gewapende conflict in Mozambique’s noordelijke provincie het etiket van burgeroorlog.
Daarop lummelen de opstandelingen de rest van de dag doodgemoedereerd rond, keuvelend met de lokale bevolking.
Op 24 maart 2020 maakten de opstandelingen de cirkel rond: tweeënhalf jaar na het begin van de gewapende opstand vallen ze nog eens het stadje Mocímboa da Praia aan. In tegenstelling tot de eerste aanval zijn ze tot in de puntjes georganiseerd en tot de tanden bewapend. Ze bezetten de legerbarakken.
Daarop lummelen ze de rest van de dag doodgemoedereerd rond, keuvelend met de lokale bevolking. Wanneer ze de volgende dag inpakken, krijgen ze volgens berichten applaus van minstens een deel van de bevolking. Want die voelt zich in de steek gelaten door hun overheid en het leger.
Twee dagen later wappert de zwart-witte IS-vlag ook boven het districtshuis van het stadje Quissanga. ‘Wij aanvaarden de vlag van Frelimo (regeringspartij, red.) niet’, klinkt het in een filmpje. ‘Wat wij willen, is de vlag van de shahada (geloofsbelijdenis van de islam, verwijzend naar IS-vlag, red.)’. Er is nog steeds geen officieel manifest, maar dit is een van de zeldzame keren dat de groep expliciet haar bouwstenen benoemt: tegen de Mozambikaanse overheid, voor radicale islam.
De Vergeten Kaap
De noordelijke provincie Cabo Delgado wordt ook Cabo Esquecido genoemd, de ‘Vergeten Kaap’. Het is een van de armste provincies van Mozambique, en met stip degene met de grootste ongelijkheid.
Nergens in het land is de bevolking ongeletterder. De kindersterfte ligt nergens hoger. De werkloosheid is enorm, vooral onder de jeugd. De prijzen van levensnoodzakelijke artikelen liggen een stuk hoger dan in de rest van Mozambique.
Intussen blinkt de regering uit in afwezigheid, of geweld. Een groot deel van de bevolking meent dan ook gemarginaliseerd te worden door de regering in de hoofdstad Maputo, 2000 kilometer verder naar het zuiden.
In het dorp Nova Zambezia staat Omar (schuilnaam) in de rij voor een voedselbedeling van Oxfam. Die bedeling werd in het leven geroepen nadat cycloon Kenneth hier vorig jaar dood en vernieling zaaide. ‘Cycloon Kenneth heeft onze oogst vernietigd. We hebben deze hulp nodig om te overleven’, verklaart Omar zijn aanwezigheid in de rij.
Al snel wordt duidelijk dat een T-shirt de enige geste is waar deze Mozambikaan van zijn overheid op kan rekenen.
Hij draagt een T-shirt van de regeringspartij Frelimo. Desondanks heeft hij geen goed woord over voor zijn regering. ‘Van de regering kunnen we niets verwachten. Ze geven niets om ons. En nu zijn we ook nog eens overgeleverd aan de genade van die bandieten’, doelt hij op de aanwezigheid van Al-Shabab.
Al snel wordt duidelijk dat het T-shirt de enige geste is waar deze Mozambikaan van zijn overheid op kan rekenen. Bij verkiezingen kunnen staatsburgers dienen als levende reclamezuil, zo lijkt het wel. Buiten verkiezingstijd zijn ze een vervelende last.
Omars dorp is tot nu toe gespaard gebleven, maar de rebellen naderen. De weg van Pemba naar Nova Zambezia loopt over de regionale hub Macomia. De meeste dorpen langs de kant van de weg zijn grotendeels verlaten. Minstens twee dorpen vertonen duidelijke sporen van brandstichting.
Afgebrand huizen op de weg tussen Pemba en Macomia
© Arne Gillis
Afgebrande huizen op de weg tussen Pemba en Macomia
© Arne Gillis
Langs de kant van de weg lopen verschillende groepen mensen. Ze balanceren enkele levensnoodzakelijkheden op hun hoofden.
‘Uit Nova Zambezia zijn nog maar weinig mensen gevlucht. Maar veel inwoners trekken uit angst voor een aanval ’s avonds de jungle in’, weet Omar. Dat doen ze omdat het grootste deel van de aanvallen ’s nachts plaatsvindt.
Omar zelf vlucht ‘s nachts niet. Hij is lid van de burgerwacht die elke nacht rond het dorp patrouilleert. Daarvoor blijken ze over zestien jachtgeweren te beschikken. ‘We hebben schrik’, klinkt het. Omar beseft donders goed dat zijn geweren geen partij zijn voor de getrainde aanvallers van Al-Shabab.
Vluchten naar de stad
Halverwege Pemba en Macomia is de belangrijkste brug over de rivier ingezakt. Dat blijkt gebeurd te zijn in de nasleep van cycloon Kenneth, alweer bijna een jaar geleden. Niemand heeft de brug onderhouden, en na de instorting nam niemand de moeite om de brug te herstellen. Hier wordt de afwezige overheid, waar iedereen zo over klaagt, tastbaar.
Een ingestorte brug vlak voor Macomia, Mozambique. Hier wordt de afwezigheid van de overheid erg tastbaar.
© Arne Gillis
Eenzelfde klagend geluid klinkt in Paquitequete, de wijk in Pemba waar handelaar Tavares uit Cagembe terechtkwam. Onder een boom zit de lokale imam voor zijn moskee. Hij vertelt dat hijzelf samen met andere imams uit de provincie de lokale overheden hebben gewaarschuwd voor elementen die een radicale islam begonnen te preken in sommige moskeeën. ‘De regering doet niets. Toen niet, en nu ook niet’, klinkt het bitter.
Dat terwijl ook de noden in Paquitequete stijgen, merkt de imam op. Hij ziet het met lede ogen aan. ‘Er komen hier zoveel vluchtelingen aan, niemand weet precies hoeveel. Maar zowat iedereen die ik ken, vangt mensen op in zijn huis. Ze slapen met meerdere families onder één dak. Niemand krijgt hulp van de regering.’
En dus organiseren de inwoners zichzelf. Vluchtelingen die in Pemba aankomen, vinden onderdak bij gewone mensen. Vanuit het haventje in Paquitequete varen inwoners naar de nabijgelegen Quirimbas-archipel met voedselbevoorrading. Naast Paquitequete bevinden zich ook op deze eilanden voor de Mozambikaanse kust veel mensen op de vlucht.
Haven van Paquitequete, Pemba, Mozambique
© Arne Gillis
Het leger wordt stilaan de laatste vorm van fysiek contact die burgers nog hebben met hun overheid, en dat leger faalde als ontwikkelaar en als steunpilaar in barre tijden. Het contact met het leger verloopt niet al te best.
In Cagembe, het dorp van Tavares dat werd aangevallen door Al-Shabab, kunnen ze ervan meespreken. Taveres vertelt: ‘Zes militairen waren in Cagembe gestationeerd om voor onze veiligheid te zorgen. We hebben er niets dan last mee gehad. We moesten elke dag brandhout aanslepen en water halen. En op de dag dat de malfeitores binnenvielen, vluchtten ze.’
Nog verhalen wijzen op een oorlogseconomie: slecht uitgeruste, gedemoraliseerde soldaten beroven burgers of nemen hen uit angst in het vizier.
Met zulke contacten – dikwijls schofterig, soms neigend naar staatsterrorisme – verbaast het niet dat de bevolking regelrecht in de armen van Al-Shabab wordt gedreven. In een video op social media, vermoedelijk van het dorp Miangalewa, is te zien hoe dorpelingen er genoeg van krijgen: ze jagen de soldaten hun dorp uit.
Het verklaart het applaus voor de jihadisten in Mocímboa da Praia. Het verklaart eveneens waarom de zelfverklaarde jihadisten bij de aanvallen op de dorpen eerst de staatssymbolen aanvallen: het dorpsschooltje van Cagembe, de gezondheidspost. ‘Waar de staatsinstellingen niet voor ontwikkeling zorgen, krijgt radicale religie een kans om dat te doen’, beargumenteert Rufino Sitoe, als professor verbonden aan het Instituto Superior de Relações Internacionais in de hoofdstad Maputo.
Sitoe gaat ervan uit dat religie kan meespelen als oppervlakkige verklarende factor, maar dat er vele andere factoren belangrijker zijn. In de eerste plaats: armoede, gebrek aan perspectief, de staat die haar verantwoordelijkheid niet opneemt voor de ontwikkeling van de regio.
55 miljard dollar aan gas
Maar ook andere factoren beïnvloeden het succes van Al-Shabab, verduidelijkt professor Sitoe. Er zijn de poreuze grenzen met buurland Tanzania, waar door smokkelaars van allerlei slag veelvuldig gebruik van maken en die zo de staat verder uithollen. En er zijn ook de gigantische investeringen uit de westerse wereld, die de sociale verschillen in Cabo Delgado nog verder uitdiepen. En die zijn duidelijk zichtbaar in Pemba.
Provinciehoofdstad Pemba ziet er niet vatbaar uit voor een leven onder het juk van jihad of sharia, de islamitische wet. Op het strand klinkt luide muziek uit geopende koffers. Koppeltjes flaneren samen over de dijk. Vrouwen verkopen koude pils. Bazucas, zoals de grote flessen er heten. Ooit was dit een paradijs voor toeristen.
Maar de oorlog heeft de bermuda’s verjaagd van Pemba’s witte zandstranden. Toch lopen er nog verrassend veel blanken rond voor een stad waar de oorlog tot op nauwelijks zestig kilometer genaderd is. Het grootste deel ervan zijn niet van het ngo-type. Dichtgeknoopte hemden met das en aktetas doen andere zaken vermoeden. Op de invalsweg naar Pemba schreeuwen de agressieve logo’s van bouw- en veiligheidsfirma’s buitenlands kapitaal.
Een gezette Zuid-Afrikaan heeft zijn Toyota-pickup omgebouwd tot een mini-tank. ‘Bulletproof taxi’, grijnst hij, waarop hij zijn bazuca aan de lippen zet. Een krakende boer volgt. De man organiseert beveiligd transport voor oliemaatschappijen. Hier zit een man die brood ziet in de oorlog in zijn buurland. Een kleine garnaal, opererend in een miljardenbusiness.
Want hoe gemarginaliseerd de inwoners van Cabo Delgado zich ook voelen, de schijnwerpers van de wereld zijn op deze regio gericht. De buitenlandse aanwezigheid maakt dat tot in Pemba voelbaar.
Cabo Delgado herbergt onder meer robijnen, smaragden, goud en grafiet, allemaal in hun puurste vorm en relatief snel toegankelijk. Maar vooral de ontdekking van een enorme gasbel voor de kust van Cabo Delgado bracht olie- en energiemaatschappijen wereldwijd in vervoering. De opbrengsten van de gasvoorraad worden geschat op zo’n 55 miljard dollar. Het is de grootste gasbel op het Afrikaanse continent, een van de grootste ter wereld.
‘Dit wordt groot.
Dubai-groot.’
De ontdekking bracht ’s wereld grootste oliemaatschappijen ter wereld naar Cabo Delgado. De landenverantwoordelijke van een internationale ngo vertelt over de grootsheid van het project: ‘Wat die bedrijven hier van plan zijn, is nog nooit vertoond, nergens in de wereld. Er worden privévliegvelden aangelegd, zo groot als de internationale luchthaven van Maputo. In sneltempo verschijnt een netwerk van snelwegen in het uiterste noorden. Bedrijven als Anadarko, Eni en Total hebben samen al miljarden gepompt in voorbereidende infrastructuur.’
En dat allemaal ‘nog voor ze een kubieke centimeter gas hebben ontgonnen’, vervolgt de ngo-verantwoordelijke. ‘Dat zal pas ten vroegste over vijf jaar mogelijk zijn. Beeld je in. Dit wordt groot. Dubai-groot.’
Mensen in de aangevallen dorpen overleven op wat ze kunnen vinden in de jungle. Nova Zambezia, Mozambique
© Arne Gillis
Cadeaus, maar geen jobs of welvaart
Het wordt een bitter ontwaken voor de lokale bevolking, die dacht een graantje te kunnen meepikken in de vorm van jobs of welvaart. ‘De bedrijven stellen te hoge eisen voor zelfs de eenvoudigste jobs. Als simpele chauffeur moet je Engels kunnen spreken, lezen en schrijven. Dat kan niemand hier, dus worden de werkkrachten geïmporteerd uit het buitenland. Bovendien stijgen de prijzen van de levensmiddelen enorm door de buitenlandse aanwezigheid’, zegt de ngo-verantwoordelijke.
‘De gasbedrijven zijn niet van slechte wil, maar ze voeren hun plannen slecht uit.’ Ze vertelt hoe een bedrijf dorpsbewoners na hervestiging een heel nieuw dorp cadeau deed, maar daarbij geen rekening hield met de lokale realiteit. ‘Alle huisjes waren aangesloten op de elektriciteit. Maar ze vergaten dat niemand hier geld heeft om elektriciteit te betalen.’
De kans is groot dat dit opnieuw een verhaal wordt dat zich boven de hoofden van de inwoners van Cabo Delgado zal afspelen. Net zoals de edelstenen- en goudbusiness, waar ’s lands criminele netwerken en politieke elite een fortuin mee verdienden. Onder hen ook Armando Guebuza, die het als voormalig staatshoofd tot rijkste man van zijn land wist te schoppen.
Intussen liggen de kapers op de kust in de vorm van Al-Shabab, dat er meer en meer in slaagt om de verarmde bevolking te ronselen met een half onderbouwd, religieus verhaal.
De Mozambikaanse overheid probeert intussen onderzoekers weg te houden uit de getroffen provincie, met man en macht. Lokale journalisten worden geïntimideerd en opgesloten. Materiaal wordt in beslag genomen. Buitenlandse journalisten kunnen fluiten naar een persaccreditatie, na wekenlang aan een lijntje te hangen. Het zorgt ervoor dat een dikke laag mist boven dit conflict hangt.
Maar door de nevelbanken tekent zich stilaan de vraag af: ligt Cabo Delgado op de frontlijn van het internationale jihadisme, of op de frontlijn van het internationale roofkapitalisme?
Waar komt deze gewelddadige groep vandaan?
De malfeitores, boosdoeners, hebben in Mozambique meestal gezicht noch boodschap. Ze beoefenen extreem en schijnbaar willekeurig geweld. Qua verpakking minstens geïnspireerd op de gewelddadige jihad. Waar komt deze groep zo plots vandaan?
Onderzoekers gaan ervan uit dat de wortels van de groep die zich vandaag Ahlu Sunnah Wa-Jama of Al-Shabab noemt, teruggaan tot in de jaren 1980.
Noorden versus zuiden, islamitisch versus Indiaas
Enkele jaren eerder, in 1975, schudden de onafhankelijkheidsstrijders van Frelimo het Portugese juk van zich af. Ze positioneerden zich op de levenbeschouwelijke assen, waaronder religie. In de zuidelijke hoofdstad Maputo richten ze de de Mozambikaanse Islamitische Raad op. Aan het hoofd van die Raad kwam Abubacar Ismael, bijgenaamd Mangira, een Indiase Mozambikaan met roots in de zuidelijke provincie Inhambane.
De afkomst van Mangira en zijn connecties met de macht in hoofdstad Maputo vielen slecht bij een groepje zwarte, islamitische Mozambikanen in de noordelijke provincie Cabo Delgado. Ze zagen zijn aanstelling als een miskenning van hun islamitische eigenheid. In de schoot van de Raad richten ze een splintergroep op: Ahlu Sunnah Wa-Jama.
In de marge van de samenleving
In de volgende jaren groeit de groep uit tot een soort lokale islamistische sekte. De groep wil komaf maken met de “lakse” islam zoals die in Mozambique beleden wordt en bepleit strengere regels. Plots klinkt het dat moskeegangers de schoenen moeten aanhouden en zich met een mes moeten bewapenen tijdens het gebed, zoals dat volgens hen gebruikelijk was in de tijd van de profeet Mohammed.
Hier en daar richten ze eigen moskeeën op, maar verder lijden ze een geloofsleven in de marge van de samenleving. Rond 2015 radicaliseert de groep: ze eisen een verbod op alcohol en muziek en het komt tot aanvaringen met inwoners van dorpen. In het dorp Mucojo wordt een politieman neergestoken.
Afgeven op de overheid
En dan is er ene Aboud Rogo, die het laatste ingrediënt toevoegt aan wat the perfect storm wordt in Cabo Delgado. Aboud Rogo is een Keniaanse, radicale moslim, en bezit de gave van het woord. In druk bekeken filmpjes fulmineert de man tegen de repressie door de staat, tegen belastingen, tegen onderwijs en gezondheidszorg. Rogo argumenteert dat het allemaal uitwassen zijn van een corrupte elite en propageert als alternatief een radicale versie van de islam.
In 2012 schiet de Keniaanse politie Rogo dood in Mombasa, Kenia. Een schokgolf gaat door radicaal-islamitisch Oost-Afrika. Opgejaagd door de politie vlucht een groot deel van Rogo’s aanhangers naar buurland Tanzania. Een deel van hen sijpelt vanaf 2015 weer het noorden van Mozambique binnen.
De antistaatsboodschap van Rogo vindt zeer goed ingang bij de verpauperde bevolking van Cabo Delgado, de armste provincie van Mozambique — op zich al een van de armste landen ter wereld. Ahlu Sunnah Wa-Jama krijgt wind in de zeilen en radicaliseert verder. Vanaf 2015 richten de sekteleden trainingskampen op, aanvankelijk simpelweg in de achtertuintjes van de sekteleden. Ze blijven in de marge, tot ze op vijf oktober 2017 in de schijnwerpers treden met de eerste aanval op Mocímboa da Praia.
Deze reportage werd gerealiseerd met steun van Fonds Pascal decroos
Dit artikel werd geschreven voor het zomernummer van MO*magazine. Voor slechts 32 euro kan je hier een jaarabonnement nemen! Je kan ook proMO* worden voor slechts 4 euro per maand. Je krijgt dan ook ons magazine toegestuurd en je steunt daarmee ons journalistiek project. Opgelet: Knack-abonnees ontvangen MO* automatisch bij hun pakket.