Hoe protest de wereld vormgeeft
Er was nog nooit zoveel protest... maar blijft dat zo?

De demonstraties tegen de Irak-oorlog in 2003 brachten wereldwijd miljoenen mensen samen in een protest voor vrede.
© Peter MacDiarmid / Reuters

De demonstraties tegen de Irak-oorlog in 2003 brachten wereldwijd miljoenen mensen samen in een protest voor vrede.
© Peter MacDiarmid / Reuters
Protest in al zijn gedaanten boekt, verrassend genoeg, dikwijls succes. MO*journalist John Vandaele zocht en vond voorbeelden, trends en succesfactoren in de geschiedenis en de wetenschap.
Marokko, Indonesië, Madagaskar, Peru, Nepal: in al deze landen kwamen jongeren (en anderen) de voorbije maanden massaal op straat om tekortkomingen van het beleid aan te klagen en hun leiders onder druk te zetten. In die laatste drie landen trad de premier of president vervolgens ook af.
In 2024 dwongen zware protesten in Kenia president Ruto dan weer om zijn belastingverhogingen terug te draaien en de regering te vervangen. In datzelfde jaar moest premier Sjeikh Hasina van Bangladesh na decennia aan de macht haar land ontvluchten na wekenlange manifestaties.
Protest kan vele vormen aannemen. Onderzoekster Isabel Ortiz, directeur van het Global Social Justice Programme aan de Universiteit van Columbia, identificeert in haar boek World protests (2021) maar liefst 250 soorten protest.
Protestmarsen en -bijeenkomsten komen het meest voor, gevolgd door blokkades, bezettingen en internetactivisme.
Het is een instrument waarover in principe alle mensen beschikken, dat protest: het in de publieke ruimte betogen dat je niet akkoord bent met een situatie, meestal gericht aan en tegen leiders en elites.
Het is zo oud als de menselijke samenleving. Chinese keizers konden hun ‘mandaat van de hemel’ verliezen als het volk in opstand kwam. Dichter bij huis werden ook de Franse of Belgische revoluties op gang getrokken door straatprotesten.
De mate waarin protesten succesvol zijn, hangt van vele factoren af. De omvang en kracht van het protest, bijvoorbeeld. Maar ook van hoe de sterren staan: is er bij de powers that be enige bereidheid om de voorstellen van de manifestanten om te zetten in nieuw beleid, of leeft daarentegen de overtuiging om verandering met alle middelen, inclusief geweld, tegen te gaan?
Dat blijkt uit belangrijke historische voorbeelden. Zo speelde de straat in West-Europese staten een grote rol in de totstandkoming van de sociale zekerheid.
De arbeidersbeweging vocht van in de 19de eeuw decennialang, met wisselend succes, voor betere arbeidsvoorwaarden en bouwde ook zelf aan werknemersmutualiteiten. Het succes van de arbeidersprotesten hing af van de aantallen mensen die op straat kwamen én van de economische pijn die ze aanrichtten: het stakingswapen, waarbij arbeiders hun arbeid onttrokken aan het productieproces, kon fabrieken, industrieën of zelfs de hele samenleving lamleggen.
Maar het waren andere zaken die bij werkgevers en regeringen de bereidheid schiepen om na de Tweede Wereldoorlog op een meer structurele manier te zorgen voor systemen van gezondheidszorg, pensioenen of werkloosheidsuitkeringen: de Grote Depressie met haar massawerkloosheid, het besef dat die mee oorzaak was van de Oorlog en de concurrentie van het communisme achter het IJzeren Gordijn, evenals de goede verkiezingsresultaten van communistische partijen in het Westen.
Die systemen werden gezien als een voorwaarde voor maatschappelijke en politieke stabiliteit. Bij veel werkgevers speelde ook mee dat ze liever een gelijk speelveld hadden, waarbij sociale bescherming niet langer iets was waar je op kon besparen om de concurrentiestrijd te winnen maar een wettelijke verplichting die alle werkgevers moesten naleven.
Soms is er dus een structurele verandering waardoor protest makkelijker zijn doelen bereikt. Dat speelde ook in de strijd van de volkeren van Afrika en Azië tegen het koloniale juk: die werd vooral succesvol toen de Europese koloniserende staten economisch en politiek op de knieën zaten na de Tweede Wereldoorlog.
Het werd toen zonneklaar dat deze relatief kleine en uitgeputte Europese staten niet langer bij machte zouden zijn om die immense koloniale rijken onder controle te houden. En dus werden meer dan honderd landen – vaak na bloedige strijd – één voor één politiek onafhankelijk.
In de jaren 1960 steunde de Amerikaanse burgerrechtenbeweging sterk op massaal vreedzaam protest. Ze slaagde erin de loodzware discriminatie van de Afro-Amerikanen in de VS te verzachten toen ze bestuurlijke partners vond, vooral in de Democratische Partij.
Die zag daardoor haar witte aanhang in het Zuiden van de VS gedecimeerd.
Ook de zorg voor het leefmilieu is een onderwerp dat dikwijls op de agenda wordt gezet, door burgers die de leefbaarheid van hun omgeving willen verdedigen, zeker in de jaren 1960 en 1970 in westerse landen.
Tianjie Ma maakt in zijn nieuwe boek In Search of Green China duidelijk dat burgerprotest ook in China een voorname rol speelde bij het aankaarten van lucht- of watervervuiling. En schoolstakende jongeren speelden in 2018 en 2019 in de Europese Unie een belangrijke rol in de totstandkoming van de Europese Green Deal.
Geweldloos
De voorbije decennia werd protest vaker wetenschappelijk onderzocht. Zo bestudeerde Erica Chenoweth, professor politieke wetenschappen aan de universiteit van Harvard, 628 ‘maximalistische’ massabewegingen – die ofwel de regering wilden afzetten ofwel een gebied tot onafhankelijkheid brengen – tussen 1900 en 2020 (zie grafiek 1 iets verder in de tekst). 325 daarvan waren niet gewelddadig.
Opvallend is dat tot 1980 het aantal gewelddadige massabewegingen veel groter was dan het aantal geweldloze. Na 1980 zien we het voor het eerst meer geweldloze massacampagnes dan gewelddadige. Dat reflecteert de revoluties die in veel communistische landen zonder veel geweld regeringen van de macht verdreven.
De grote uitzondering hierop waren de protesten in mei en juni 1989 op het plein van de Hemelse Vrede, in de Chinese hoofdstad Beijing, die bloedig onderdrukt werden.
Na 1990 zien we nog eventjes meer gewelddadige campagnes dan geweldloze. Dat had veel te maken met het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en Joegoslavië, dat geregeld met geweld gepaard ging.
Eenmaal in de 21ste eeuw aanbeland zien we dat de geweldloze massacampagnes weer veel talrijker worden dan de gewelddadige. Dat heeft er ongetwijfeld mee te maken dat tijdens de Koude Oorlog zowel het kapitalistische als het communistische blok in Afrika, Azië en Latijns-Amerika talloze gewapende groepen ondersteunden. Na 1990 nam dit sterk af.
‘Vroeger waren protesten bijna altijd links georiënteerd, nu zijn er ook meer rechtse protesten. We zien een normalisering van protest: niet alleen arbeiders komen op straat of staken, ook rechters en artsen doen dat nu.’Ruud Wouters, professor Sociologie
Ook opvallend is dat het aantal geweldloze massacampagnes tussen 2000 en 2020 steeg naar nooit geziene hoogtes. Vooral het decennium 2010-2020 springt eruit, met haast honderd maximalistische massacampagnes.
Ongetwijfeld droeg de nieuwe informatietechnologie daartoe bij: niet alleen worden mensen makkelijker geïnformeerd over protesten in andere landen, sociale media bleken ook potentieel krachtige organisatietools die weinig kosten, zoals tijdens de Arabische Lente in 2011.
Na de Val van de Berlijnse Muur in ‘89 leek het er even op dat democratie, rechtstaat en burgerlijke vrijheden heel de wereld zouden veroveren. Dat schiep een ruimte waarin burgerprotest goed gedijde en op westerse steun leek te kunnen rekenen.
Bovendien kwam vanuit de VS, en zijn bondgenoten, veel internationale steun voor de uitbouw van democratie en middenveld. De jaarlijkse Amerikaanse steun hiervoor steeg tussen 1995 en 2024 van 440 miljoen dollar naar 4,4 miljard dollar.
Autoritaire leiders als Poetin en Xi Jinping merken weleens op dat de zogenaamde kleurenrevoluties (de antiregimeprotesten in Oost-Europa en elders vanaf de jaren 90) in het Westen zijn bekokstoofd. Ze vergissen zich daarin, maar wat wel klopt, is dat het Westen bijdroeg tot het ontstaan van ecosystemen die burgerprotesten faciliteren. Om die reden begonnen autoritaire regimes buitenlandse steun voor ngo’s te verbieden.

“Normalisering” van protest
Ruud Wouters, professor sociologie aan de Universiteit van Tilburg, wijst erop dat het in Chenoweths onderzoek niet altijd duidelijk is welke bewegingen ze meetelt en hoe ze gewelddadig onderscheidt van geweldloos.
Toch bevestigt het onderzoek van Isabel Ortiz en collega’s in hun boek World Protests dat protest is toegenomen tussen 2006 en 2020. Ze onderzocht, samen met anderen, 2809 protesten en stelde vast dat die toenamen van 576 tussen 2006 en 2010 naar 1152 tussen 2016 en 2020 (grafiek 2).
De voornaamste strijdpunten van die protesten waren het falen van politieke vertegenwoordiging en politieke systemen, een gebrek aan economische rechtvaardigheid en kritiek op besparingen, strijd voor burgerrechten en voor mondiale rechtvaardigheid (grafiek 3). Dikwijls zijn er natuurlijk overlappingen tussen die vier zaken.

De strijd om economische rechtvaardigheid en de roep om mondiale rechtvaardigheid kenden een hoogtepunt na de financiële crisis van 2009. Daarna nam de strijd tegen het gebrek aan echte democratie, aan transparantie en rekenschap, tegen corruptie, de deep state en de oligarchie de bovenhand.
Protesten voor rechten namen ook toe, met die opmerkelijke evolutie dat radicaal rechtse protesten hun opwachting maakten met een streven naar ‘minder’ rechten voor immigranten, lgbtq+ of gekleurde medemensen.
Ruud Wouters: ‘Vroeger waren protesten bijna altijd links georiënteerd, nu zijn er ook meer rechtse protesten. We zien eigenlijk een normalisering van protest: niet alleen arbeiders komen op straat of staken, ook rechters en artsen doen dat nu.’
Desondanks meent Ortiz dat de globale toename van protest veel te maken heeft met de toename van ongelijkheid binnen landen. Haar onderzoek bevestigt overigens dat er meer protest is in samenlevingen waar de ongelijkheid groter is of waar ze sneller toeneemt. Ortiz telde 53 protesten met meer dan een miljoen deelnemers (zie grafiek 5).

Wanneer kent protest succes?
Isabel Ortiz stelt vast dat protest in 42 procent van de gevallen een aantoonbaar resultaat behaalde. Over de langere tijdsperiode die Harvard-prof Chenoweth bestudeerde, blijkt dat geweldloos succes over het algemeen meer succesvol is (zie grafiek 4) én op dat gebied een piek kende in de jaren 90.

Wat bepaalt het succes? Een protest behaalt makkelijker succes als de eisen concreter zijn, of als de autoriteit waartegen men zich richt dichterbij is, blijkt uit het onderzoek van Ortiz. Globale protesten tegen de G20 of voor een andere globalisering halen slechts in 16 of 23 procent van de gevallen enig resultaat. Nationale protesten halen in 43 procent van de gevallen een resultaat, op lagere bestuursniveaus is dat zelfs 51 procent. China springt eruit met resultaat in 65 procent van de protesten: meestal ging het om concrete eisen. In de VS kende maar 23 procent van de protesten succes.
Het aantal deelnemers bepaalt sterk het succes. Chenoweth stelt dat ze in haar steekproef geen voorbeeld kent van een protest dat meer dan 3,5 procent van de bevolking op straat kreeg en toch de regering niet verdreef of niet leidde tot onafhankelijkheid.
Geweldloze protesten kunnen makkelijker zo’n grote opkomst realiseren: de drempel voor deelname is daarbij veel lager. Daarom is het belangrijk dat een beweging zich niet laat provoceren tot geweld.
‘Repressie werkt: landen waar de vrijheden onderdrukt worden, kennen minder protest.’Isabel Ortiz, Global Social Justice programme
Dikwijls is de combinatie van een grote opkomst met het toebrengen van een of andere economische pijn en verstoring belangrijk. Die vindt vooral plaats als de protestbeweging erin slaagt om ook belangrijke instrumenten van niet-samenwerking in te zetten, zoals stakingen (wanneer mensen hun arbeid niet meer aanbieden), boycot (niet langer kopen) of sit-ins die het transport verstoren. De Apartheid in Zuid-Afrika begaf het toen de bedrijfswereld ervan overtuigd raakte dat Apartheid en economisch succes niet langer combineerbaar waren, door de internationale boycot en de vele stakingen.
Chenoweth stelt dat protest meer resultaten behaalt als het straatprotest een hefboom kan vormen om netwerken te overtuigen waarop de machthebbers steunen. Ordestrijdkrachten die weigeren te schieten op protesten waar hun kinderen bij betrokken zijn, het bedrijfsleven dat inziet dat het bestaande regime geen goede vooruitzichten meer biedt…
Succesvolle protestbewegingen slagen er ook in hun momentum te vertalen in verstandige beslissingen.
Taant het succes?
In Chenoweths steekproef van protesten daalde de succesratio van geweldloze protesten van 65 procent in de jaren 90 naar 34 procent tussen 2010 en 2020.
Chenoweth wijst op de zwaktes van bewegingen die louter steunen op digitale instrumenten. Die hebben daardoor minder het vermogen om volgende stappen te zetten naar vormen van economische niet-samenwerking en om juiste tactische beslissingen te nemen in de omgang met de machthebbers. Structuurloze bewegingen die maar één instrument hebben, massa’s bijeenbrengen, zijn minder succesvol.
In hoeverre speelt ook de internationale context hierin mee? Na de val van de Berlijnse Muur leken democratie en rechtsstaat de norm te zijn. Met de opkomst van China en de terugval van Rusland naar totalitair bestuur is dat niet langer het geval.
Ook in het democratische kamp wordt intussen geknaagd aan de vrijheden en de rechtsstaat: zie Hongarije, Turkije, Israël en vooral de VS. De herverkiezing van Trump betekent dat de VS zich niet langer opwerpen als vaandeldrager van de democratie. Doordat de VS abrupt hun internationale steun voor de democratie stopzetten, krijgen de pers en het middenveld het in tal van landen moeilijker.
Ortiz stelde in haar onderzoek niet per se een terugval in het succes van protest vast, maar het leerde haar wel dat er doorgaans meer protest is in landen waar meer burgerlijke vrijheden zijn. Daar zijn de vrijheid van meningsuiting en vereniging verankerd in een stevig rechtsstatelijk kader. Ortiz: ‘Repressie werkt: landen waar de vrijheden onderdrukt worden, kennen minder protest.’
En dus is de vraag hoe protest de komende jaren zal evolueren. Uitdagingen zijn er genoeg. In Afrika komen er elk jaar 30 miljoen mensen bij op de arbeidsmarkt: zij zullen eisen dat hun bestuurders zorgen voor hun toekomst.
Naarmate de klimaatverandering zich steeds erger laat voelen, lijkt de aanpak ervan te verslappen: ook daar zit maatschappelijk dynamiet. In de VS groeit het verzet tegen een autoritaire president – in oktober betoogden zeven miljoen mensen er dat ze ‘geen koning’ willen, dat is ruim twee procent van de bevolking.
Een grote vraag is ook welke rol sociale media, artificiële intelligentie en de grote bedrijven die deze beheersen, zullen spelen. Waar gaat protest heen als de waarheid verdampt en reusachtige bedrijven elk digitaal bericht kunnen bewaken?
Deze analyse werd geschreven voor MO*158, het winternummer van MO*magazine. Vind je dit artikel waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je tal van andere voordelen.






