Column

De maand van... Wouter Degreve

Van voren af aan

Nieuwkomers met gewilde diploma’s lopen vast in de papiermolen van ons erkenningssysteem, hoort en ziet NT2-leerkracht Wouter Degreve. Verpleegkundigen en artsen bijvoorbeeld met jarenlange ervaring kunnen daardoor bij ons niet aan de bak. ‘Het is moeilijk te begrijpen en bijna niet uit te leggen. De manier waarop we diploma’s erkennen, kan minder Belgisch.’

Soms, wanneer ik tijdens een oefening even ga zitten vooraan de klas, probeer ik het me voor te stellen. Dat het omgekeerde gebeurt en dat ík halsoverkop alles moet achterlaten, dat ík terechtkom in een land of stad waar alles geschreven is in een vreemd alfabet. Ik probeer me mezelf in te beelden in een klaslokaal in Kiev of Damascus, en dat er voor het bord een leraar staat die drieënhalf uur lang in het Oekraïens of Arabisch vragen op me afvuurt.

Dat ik moet rechtstaan en rondlopen in de klas en dat me wordt gevraagd interviews te doen met andere landgenoten maar dan in een compleet vreemde taal. Hoe het gaat en wie ik ben? Waar ik woon? Of ik getrouwd ben? Hoeveel kinderen ik heb? Wat ik graag eet en drink? En wat niet? Hoe laat ik opsta? Hoe laat ik ga slapen? Of ik broers of zussen heb? Een groot of klein gezin?

Het zijn dit soort vragen en het intensieve ritme – veel cursisten komen vier keer per week naar school – die ervoor zorgen dat er vaak al snel een persoonlijke band ontstaat.

Mijn collega’s en ik zijn voor veel studenten een eerste aanspreekpunt. Ze hebben nog maar weinig contacten met Belgen en komen naar me toe met hun vragen. Of ik hen kan helpen met het verplaatsen van een doktersafspraak, het invullen van papieren. Ze hebben problemen met de school van hun kind of lopen vast met de erkenning van hun buitenlandse diploma.

Master verpleegkunde

Elif komt in de pauze naar me toe. Ze groeide op in Turkije en behaalde er een masterdiploma in de verpleegkunde. Jarenlang werkte ze in een ziekenhuis in Ankara, ze was er op een gegeven moment zelfs leidinggevende van haar team. Alles ging goed tot de situatie voor haar man, een journalist, niet langer houdbaar was en ze met hun kinderen het land moesten verlaten.

Hier werk vinden was, naast het leren van Frans, meteen haar prioriteit. ‘Ik wilde niet thuiszitten’, vertelt ze me terwijl ze met haar wijsvinger tegen haar rechterslaap tikt. ‘Thuis stopte mijn hoofd niet met draaien.’

Ondertussen heeft ze het niveau B2 in het Frans behaald. Nu zit ze in mijn avondles Nederlands, module 1.2.

Om aan de slag te kunnen als verpleegkundige moest ze haar Turkse masterdiploma specifiek laten erkennen. Ze diende daarvoor een verzoek in bij NARIC-Vlaanderen, de overheidsdienst bevoegd voor de erkenning van buitenlandse diploma’s voor wie in Vlaanderen wil werken. Door lange wachttijden duurde het bijna een jaar voor ze een antwoord kreeg, dat alsnog negatief was. Ik vraag haar waarom. ‘De master die ik in Turkije volgde bestaat hier niet’, legt ze me uit. Een specifieke erkenning was daarom niet mogelijk.

‘Er zijn toch altijd en overal verpleegkundigen nodig?’, zegt ze. Ik knik. Ik denk aan de vele nieuwsberichten over het tekort aan zorgpersoneel.

Ik vraag haar wat ze daarop heeft gedaan. ‘Ik wilde opnieuw aan het werk, kunnen doen waar ik goed in ben’, antwoordt ze. Dus diende ze een nieuwe aanvraag in, dit keer om haar bachelordiploma te laten erkennen. Opnieuw duurde de hele procedure maanden. De uitkomst was weer teleurstellend: Elif bleek indertijd te weinig stage te hebben gelopen en daardoor werden bepaalde competenties niet behaald.

Elif ging ervan uit dat ze ook elders zonder problemen zou kunnen doen wat ze in Turkije deed. ‘Er zijn toch altijd en overal verpleegkundigen nodig?’, zegt ze. Ik knik. Ik denk aan de vele nieuwsberichten over het tekort aan zorgpersoneel. Ik zeg dat het me spijt, maar ze lijkt me nauwelijks te horen. Ze praat aan één stuk door. Het wordt me snel duidelijk hoe hoog het haar zit, dat ze op dit moment vooral nood heeft aan een luisterend oor.

Wanneer ze stopt met praten, vraag ik hoe het nu met haar gaat. Op en neer, lacht ze, plots een beetje verlegen. Ze is blij dat ze naar de Nederlandse les kan komen. ‘Even niet nadenken’, zegt ze. ‘Even niet moeten bezig zijn met al de rest.’ Ondertussen loopt er een nieuwe procedure. Met de hulp van Bon, het Brussels onthaalbureau voor inburgering, heeft ze haar dossier een derde keer ingediend, dit keer in de hoop een erkenning te krijgen met een graduaatsdiploma basisverpleegkunde.

Mensen willen vooruit

Na de les blijf ik aan het verhaal denken. Wanneer ik thuiskom, praat ik met mijn vriend over wat Elif me heeft verteld. ‘Oh’, zegt hij meteen, alsof het hem niet verbaast. Hij helpt in zijn job nieuwkomers en werkzoekenden met het indienen van hun dossier bij onder andere NARIC-Vlaanderen.

Hij heeft het over talloze gelijkaardige gevallen. Dokters uit Congo die na een lange carrière toch niet aan de bak kunnen hier in België. Verplegers en tandartsen die, ondanks hun jarenlange ervaring, verplicht worden om te herbeginnen aan hun studie. Zes, zeven, acht jaar studeren, van voren af aan.

Ik vraag hem of mensen dat ook werkelijk doen. Ik kan me niet voorstellen dat ik plots helemaal van nul zou moeten herbeginnen. Mensen hebben geen andere keus, zegt hij. Het is dat óf de rest van je leven onder je onderwijsniveau moeten werken óf je noodgedwongen heroriënteren. Niet iedereen heeft er de moed voor, maar sommigen doen het toch. Mensen willen vooruit.

Ik beeld me in wat het met mijn hoofd zou doen. Dat mijn jarenlange ervaring als docent na een ellenlange procedure door een instantie wordt weggezet als onvoldoende of irrelevant voor de erkenning van mijn diploma.

Telkens wanneer ik lees over het grote tekort in de zorg, moet ik aan Elifs verhaal denken. Opnieuw beeld ik me in wat het met mijn hoofd zou doen. Dat ik aankom in een land waar ik de taal niet spreek. Dat de berichten over de politieke situatie in België me torenhoge stress bezorgen. Dat ik moeite doe, en ook moeite heb, om de taal te leren. Dat mijn jarenlange ervaring als docent na een ellenlange procedure door een instantie wordt weggezet als onvoldoende of irrelevant voor de erkenning van mijn diploma.

In 2006 ging ik tijdens mijn studie Taal- en Letterkunde op Erasmus naar Aix-en-Provence. Bij terugkomst paste de studiedienst van de Universiteit Gent verschillende cijfers die ik er behaalde aan. De vakken werden lager ingeschat dan de vakken die ik eigenlijk in Gent had moeten volgen. Hetzelfde verhaal bij mijn studiegenoten die terugkwamen van Spanje. De cijfers die ze er behaalden, werden systematisch naar beneden geschaald.

Ik weet nog dat het ons verontwaardigde, we begrepen niet waarom. De vakken die ik in Frankrijk had gevolgd, waren verre van makkelijk. Ik had hard moeten werken, ondanks alle verhalen over dat niemand ook maar iets deed op Erasmus, ik had veel meer moeten lezen en schrijven dan in Gent. Het klopt dat de aanpak verschillend was, de manier van evalueren anders. Maar het voelde onterecht dat dit zomaar als ‘minder’ werd weggezet.

Het is uiteraard een vergelijking die niet opgaat. Ze komt niet eens in de buurt van waar nieuwkomers in dit land dagelijks en soms jarenlang mee worstelen.

Niet uit te leggen

Eind vorig jaar lag ik in de tandartsstoel in West-Vlaanderen en kwam het thema ter sprake. Mijn tandarts kan er, door het tekort in de sector, al een hele tijd geen nieuwe patiënten meer bijnemen. Vaste patiënten komen nu ook op zaterdagochtend langs.

Terwijl ik met mijn mond wagenwijd open lag, vertelde mijn vriend – die naast ons op zijn beurt zat te wachten – over een Indiase tandarts die kwam vast te zitten in de papiermolen. Zijn diploma werd alleen op bachelorniveau erkend, dus besloot hij om zijn studie helemaal opnieuw te beginnen. Hij begon, maar gaf uiteindelijk op.

Wie van NARIC-Vlaanderen een erkenning krijgt van zijn buitenlandse diploma, kan er in principe niet mee aan de slag in de openbare sector in Franstalig België.

Uiteraard is het, zoals mijn tandarts die ochtend opmerkte, nodig dat er een instantie bestaat die de kwaliteit van buitenlandse opleidingen tegen het licht houdt alvorens iemand toegang te geven tot de arbeidsmarkt. Maar het zou makkelijker kunnen. De manier waarop minder Belgisch. Het zou niet zo’n labyrint hoeven te zijn van landstalen en gemeenschappen.

Het is moeilijk te begrijpen, en bijna niet uit te leggen, dat een klein land als België drie verschillende erkenningsinstanties heeft, die bovendien vaak elkaars erkenningen niet erkennen. Wie van NARIC-Vlaanderen een erkenning krijgt van zijn buitenlandse diploma, kan er in principe niet mee aan de slag in de openbare sector in Franstalig België.

De situatie in Brussel is onnodig verwarrend. Het is vaak onduidelijk bij wie je het best een erkenning aanvraagt als je wil werken in onze hoofdstad. Mensen die broodnodig zijn op onze arbeidsmarkt zijn het slachtoffer van de chaos aan bevoegdheden en versnipperde communautaire dienstverlening.

De politiek plaatst het punt telkens weer op de agenda, maar zet er dan geen druk achter. Vlaams minister van Onderwijs Zuhal Demir (N-VA) gaat met de kettingzaag door het volwassenenonderwijs omdat ze wil inzetten op knelpuntberoepen, maar tegelijkertijd wordt enorm veel aanwezig potentieel niet benut.

Het probleem wordt in stand gehouden door de versplintering tussen bevoegdheidsniveaus en bureaucratie. Hogescholen en universiteiten lijken ook niet te staan springen om aangepaste vormen van remediëring, zoals die bijvoorbeeld in Duitsland bestaan, aan te bieden. De optie tot een voorwaardelijke erkenning is er nog altijd niet. Mensen hebben het juiste diploma én de ervaring, maar worden toch tegengehouden omdat bepaalde vakspecifieke competenties ontbreken. Er bestaan heel weinig mogelijkheden om zich op maat bij te scholen. De enige oplossing is vaak dat ze herbeginnen, helemaal opnieuw.

Houvast

Wanneer ik in mijn eerste lessen peil naar waarom mijn cursisten de taal komen leren, is het antwoord bijna steevast: ‘Voor mijn kinderen’ of ‘Omdat ik wil werken’. Dat wordt in het debat vaak vergeten. De politiek wil mensen koste wat kost en zo snel mogelijk aan het werk krijgen, maar ondertussen blijft de weg naar jobs bezaaid met bureaucratische obstakels.

Dit ligt aan de basis van zoveel onnodige frustraties. Nieuwkomers willen opnieuw kunnen doen waar ze goed in zijn en zichzelf terugvinden. Ze zoeken naar houvast in taal en werk. Ze willen niets liever dan terug aan de slag gaan.