Kloof tussen arm en rijk groeit weer aan
Dalende ontwikkelingsbudgetten laten meest kwetsbare landen in de steek

© Martha Van Lieshout / Flickr

© Martha Van Lieshout / Flickr
De budgetten voor officiële ontwikkelingssamenwerking dalen wereldwijd. De Europese Unie probeert met de Global Gateway van private en publieke middelen een antwoord te bieden voor het Globale Zuiden. Maar niet iedereen is overtuigd van de haalbaarheid ervan.
We leven in tijden van verandering. Steeds meer landen besteden meer aan wapentuig in de hoop zo hun veiligheid te vergroten. De budgetten voor ontwikkelingssamenwerking lijken daarvan een belangrijk slachtoffer te worden.
Dat proces is al in 2024 ingezet, berichtte de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), die de budgetten voor Official Development Aid (ODA) – de officiële ontwikkelingssamenwerking – nauwgezet bijhoudt. Vorig jaar bedroeg het totale budget 186 miljard euro, wat overeenkomt met 0,33% van het bruto nationaal inkomen (BNI) van de leden van het Comité voor Ontwikkelingshulp van de OESO. In 2023 was dat nog 0,37%. Dit betekent een daling van 7,1%.
USAID besteedde jaarlijks 35 miljard euro wereldwijd, en betekende het verschil tussen leven en dood voor heel wat mensen in de meest kwetsbare landen.
Traditionele sterkhouders zoals Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland bouwden hun hulp al eerder af. Slechts vier landen halen de internationaal afgesproken norm van 0,7% van het BNI: Luxemburg, Noorwegen, Denemarken en Zweden.
België ging tegen die dalende tendens in, want de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking stegen in 2024 met 12% tot net geen 3 miljard euro, goed voor 0,48% van het BNI. Deze stijging is vooral te verklaren door een bijkomend budget voor de wederopbouw van Oekraïne en door verhoogde opvangkosten voor vluchtelingen op Belgisch grondgebied. Volgens de OESO-regels kunnen die kosten als officiële ontwikkelingssamenwerking worden ingediend.
Griet Ysewyn, ontwikkelingsexpert van 11.11.11, zegt dat die opvangkosten in 2024 bijna 15% van de Belgische ontwikkelingssamenwerking uitmaakten. ‘Maar ze dragen niet echt bij tot structurele veranderingen in de strijd tegen wereldwijde armoede en ongelijkheid. Echte internationale solidariteit kijkt verder dan de eigen grenzen.’
Budget daalt met een kwart
In 2025 zal de daling van de budgetten voor ontwikkelingssamenwerking zich voortzetten. Onder impuls van de rijkste man ter wereld, Elon Musk, heeft de regering-Trump USAID, het Amerikaanse agentschap voor Internationale Ontwikkeling, stopgezet. USAID besteedde jaarlijks 35 miljard euro wereldwijd, en betekende het verschil tussen leven en dood voor heel wat mensen in de meest kwetsbare landen.
In België kondigde de regering-De Wever een besparing van 25% op ontwikkelingssamenwerking aan. Het regeerakkoord van de nieuwe Duitse regering spreekt dan weer over een ‘gepaste’ vermindering van de officiële ontwikkelingssamenwerking. Met meer dan 28 miljard euro is Duitsland, na de VS, de tweede grootste donor van de OESO. Het is dan ook niet uitgesloten dat het mondiale budget voor ontwikkelingssamenwerking in 2025 met een kwart vermindert. Dat is ongezien.
Koen Doens, directeur-generaal van DG INTPA (Directoraat-Generaal Internationale Partnerschappen) van de Europese Commissie, verwacht dat ook in de EU het budget voor pure ontwikkelingssamenwerking significant zal verminderen. ‘Na de financiële crisis, de pandemie, de Russische inval in Oekraïne en de daaruit volgende energiecrisis kennen veel landen immers grote begrotingsuitdagingen. Daarnaast zal de EU serieus moeten investeren in zijn competitiviteit en in zijn defensie. Er moet ergens bespaard worden en, vermits we niet op onze levensstandaard willen inboeten, ligt ontwikkelingssamenwerking in de vuurlijn.’
Global Gateway is weinig transparant
Het Global Perspectives Rapport van de Wereldbank, van begin 2025, brengt de evolutie van de lage-inkomenslanden in het eerste kwart van deze eeuw in kaart. Die was aanvankelijk goed. Het aantal lage-inkomenslanden daalde van 63 in 2000 tot 26 vandaag. Het aantal mensen in absolute armoede liep terug van 2 miljard naar minder dan 800 miljoen.
Maar sinds 2010 is de inkomensgroei per hoofd nagenoeg stilgevallen. ‘Sinds 2014 ligt de toename van dat inkomen lager in de ontwikkelingslanden dan in de rijke landen, met India en China als enige uitzonderingen. Daardoor neemt de kloof tussen arm en rijk weer toe’, schrijft de Wereldbank.
Door de toenemende globale handelsspanningen en de klimaatverandering die veel van die landen bovenmatig treft, verwacht de Wereldbank moeilijke jaren voor lage-inkomenslanden. Daarnaast lijden ze onder conflicten, zwakke instellingen of oplopende schulden door de zeer hoge interesten die ze moeten betalen.
De Wereldbank vindt daarom dat lage-inkomenslanden meer concessionele geldstromen nodig hebben. Dat zijn giften of leningen met een lagere rente dan wat de markt zou vragen. Maar met de dalende budgetten voor ontwikkelingssamenwerking lijkt de kans daarop heel klein.
Koen Doens meent dat de Global Gateway een oplossing kan bieden. De Global Gateway is een investeringsprogramma waarbij de EU 300 miljard euro private en publieke middelen wil mobiliseren in het Globale Zuiden, met Afrika op kop.
Hij vindt het de juiste aanpak om officiële ontwikkelingssamenwerking voortaan meer te gebruiken als de olie in de motor in plaats van als brandstof. ‘In onze partnerlanden zijn sowieso véél meer investeringen nodig dan we met ontwikkelingssamenwerking alleen kunnen realiseren.’ En hij ziet het structureel. Door de ‘vergroende’ vraag en groene investeringen kan de EU bijdragen aan de groene industrialisering van Afrika. Het zou de eerste industrialisering zijn die niet steunt op fossiele brandstoffen.

Een windmolenpark in Tunesië. Volgens Koen Doens kan de EU bijdragen aan de groene industrialisering van Afrika.
© Dana Smillie / Worldbank
Doens vindt jobcreatie en technologietransfers belangrijk, maar het is vooralsnog onduidelijk in welke mate die projecten dat zullen kunnen waarmaken in Afrika. Hij erkent wel dat de Global Gateway niet de kern kan zijn van wat de EU doet in landen die geteisterd worden door conflict en onveiligheid. Daar blijven ze basisdiensten als onderwijs, gezondheidszorg en voeding leveren. Maar hij kan geen cijfers geven over hoeveel de EU aan de Global Gateway dan wel aan de meer klassieke hulp zal besteden.
Dat maakt Griet Ysewyn van 11.11.11 sceptisch. ‘Er is weinig transparantie over de Global Gateway. Is het meer dan een nieuwe wedloop op Afrika’s grondstoffen? Publieke middelen blijven echt nodig voor de kwetsbaarste landen die dikwijls meer besteden aan de afbetaling van schulden dan aan zorg en onderwijs. Je zal geen veiligheid scheppen door mensen te laten sterven in de Sahel.’
Structurele transformatie
Ook Carlos Lopes, professor economie aan de Mandela School voor Publiek Bestuur van de universiteit van Kaapstad, Zuid-Afrika, is niet overtuigd. Hij vindt dat de Afrikaanse economie een structurele transformatie nodig heeft en dat hulp alleen daar niet voor kan zorgen. Lopes denkt dan aan internationale regels die belastingontduiking en het wegsluizen van winsten zou voorkomen, of aan een meer realistische inschatting van investeringsrisico’s in Afrika.
Toch is ook hij ongerust over de dalende budgetten voor ontwikkelingssamenwerking. ‘Afrika heeft nu al de laagste toegang tot financiële middelen. Afbouw van de hulp vergroot die schaarste en beperkt de beleidsruimte van landen die grote moeite hebben om elementaire ontwikkelingsdoelen te bereiken.’
De besparingen tonen voor hem geen grotere ambitie om Afrika’s potentieel als partner in de groene transformatie te benutten. ‘Dus ja, dit is verontrustend. Niet door de lagere hulp zelf, maar omdat het een diepere terughoudendheid verraadt om zich met Afrika op eenzelfde niveau te plaatsen.’ Voor Lopes is de Global Gateway daarop niet het antwoord.
De Global Gateway lijkt in de woorden van Doens beloftevol, maar wekt toch veel scepsis op. Het project heeft meer kans om zijn beloftes waar te maken als het transparanter wordt en in dialoog gaat met het Europees Parlement en het middenveld. Het middenveld moet daarbij beseffen dat veel Afrikaanse landen investeringen willen die jobs scheppen.
De fundamentele vraag is of snoeien in de ODA-budgetten om andere geldstromen te mobiliseren ook de kwetsbaarste landen mee kan trekken. Een duurzame ontwikkeling, zo aanvaardde zowat elke regering in de vorige eeuw, is ecologisch, economisch én sociaal. Een ontwikkeling die grote delen van Afrika achterlaat, doet daar geen recht aan en biedt ook geen veiligheid. Europa moet immers beseffen dat heel wat lage-inkomenslanden in zijn omgeving liggen. Sterke internationale samenwerking gaat dus evenzeer om het creëren van betere levensvoorwaarden bij onze ‘buren’ als om een verstandig veiligheidsbeleid voor Europa.
Deze analyse werd geschreven voor MO*156, het zomernummer van MO*magazine. Vind je dit artikel waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je tal van andere voordelen.