Een geromantiseerde nachtmerrie
“‘Kinshasa, la belle, Kinshasa mon amour?’

© Marlies Geyskens

© Marlies Geyskens
Inge Van Cauwenberg
27 augustus 2025
Tijdens de zomermaanden vertrekken heel wat mensen op zoek naar een nieuwe buitenlandse ervaring. In opdracht van grote bedrijven komt een expatleven vaak met heel wat privileges. Dit staat vaak in schril contrast met het dagelijks leven van de lokale bevolking. Inge van Cauwenberg observeerde in de Congolese hoofdstad Kinshasa de twee planeten: die van de expats en die van de gewone Congolezen.
Kinshasa... Stad van leven, stad van kleur, stad van muziek. Een stad waar je volgens sommige expats onmogelijk níet van kunt houden. ‘De mensen zijn zo vrolijk!’ zeggen ze dan, met een gin-tonic in de hand en een chauffeur die buiten op hen wacht, motor draaiende om de muggen buiten en de koude binnen te houden.
Maar wat zie ik…
Ik zie vuil. Bergen afval in wat ooit een rivier was. Wegen met door erosie uitgesleten geulen, die vervolgens door de bevolking opgevuld worden met huisvuil. In die stinkende belt, spelende kinderen – blootsvoets. Vliegend (fijn)stof danst op het ritme van de wind – niet van de rumba. Een stad waar ‘open riool’ geen figuurlijke uitdrukking is, maar dagelijkse realiteit. Waar het geluid van claxons zich vermengt met het geschreeuw van marktkramers, het gebrul en gepruttel van gehavende motoren, het knallen van een ontploffende autoband, en de stilte van wie geen stem meer heeft.

© Marlies Geyskens
Ik zie armoede. Geen armoede van statistieken, maar de tastbare, ruikbare, schurende armoede van gezinnen die als sardientjes samenleven in uit betonblokken en aluminium golfplaten opgetrokken huisjes, waar de hitte ondraaglijk is. Straatkinderen die op karton slapen onder zeilen die ooit reclamebanners waren, onzeker of ze die nacht zullen worden weggejaagd door de politie – of erger nog, opgepakt om een nacht in het cachot door te brengen. Kinois die elke dag opnieuw hun leven in elkaar proberen te puzzelen met stukjes die nergens passen.
Ik zie geen levensvreugde. Ik zie overleving, vermomd als feest. Mensen die dansen omdat stilstaan ondraaglijk is.
Ik zie een schrijnend gebrek aan gezondheidszorg. Vrouwen die sterven in de wachtrij voor de verloskamer. Baby’s die maanden, soms jaren in een ziekenhuis blijven omdat hun ouders de factuur van de keizersnede niet kunnen betalen. Kinderen met koorts die wachten tot hun ziekte vanzelf overgaat – of hen naar de hemel brengt. Jongeren die, in hun zogenaamd eeuwige feestgeluk, na een herseninfarct voortleven met functionele beperkingen – aan het oog onttrokken voor de feestvierders. Verpleegkundigen die (corrupte) helden zijn zonder middelen. Ziekenhuizen die de naam niet waard zijn, tenzij je cash betaalt, in biljetten van het juiste jaar, met een grote kop graag (oude biljetten met het kleine portret van Amerikaanse presidenten worden niet aanvaard, of zijn tot 10% minder waard)
En dan hoor je die expats zeggen: ‘Wat een bruisende stad! Wat een levensvreugde!’
Excuseer?
Ik zie geen levensvreugde. Ik zie overleving, vermomd als feest. Mensen die dansen omdat stilstaan ondraaglijk is. Omdat denken aan de maaltijd van morgen verstikkend is. Omdat de toekomst geen beloftes in zich draagt, enkel vragen zonder antwoord. Feesten zijn symbool van uitgestelde wanhoop? De ene roes uitslapen, om de volgende te kunnen verdragen.
Natuurlijk is de Kinois veerkrachtig. Natuurlijk is er humor, muziek, creativiteit. Maar er is geen reden om die te romantiseren – zeker niet als expat, die thuis, aan de andere kant van de wereld, kan terugvallen op een sociaal zekerheidssysteem.
Van die expats zie ik er twee soorten. De ene bekritiseert de andere en beide werelden blijven liefst gescheiden.
De eersten leven in afgesloten werelden. Compounds met hoge muren, airconditionings die nooit falen, generators die altijd draaien. Zij drinken champagne bij het zwembad en bestellen online sushi. Kinshasa is voor hen een decor. Een beetje stoffig, te veel verkeersopstoppingen, ook jammer van al die (zwarte) mensen op straat, maar het is wel het decor dat hen toelaat een riant loon te verdienen.
De tweede soort kent wat zij het “echte Kinshasa” noemen. Ze feesten in Matonge, Bandal of Bon Marché. Ze dansen op rumba met meisjes die hen paaien en op een betere toekomst hopen. Ze zeggen dat ze “onder de mensen” leven. Ze hebben het over de energie van de stad, de vibe, de warmte, de vooruitstrevendheid van de artiestengemeenschap – die als het er op aankomt maar één doel heeft, Kinshasa ontvluchten...
Maar zij, de expats, moeten niet in Bandal blijven als het ochtend wordt. Zij “douchen” niet in Matonge met een bekertje water uit een oliebidon. Zij moeten hun kind niet naar school sturen zonder ontbijt. Zij zijn allang vergeten dat hun vriend, die gisteren nog met hen feestte intussen een, misschien wel eeuwige, roes uitslaapt ten gevolge van een hersenbloeding. Zij zijn niet de sardientjes, maar de crème de la crème, die overdag hun werk doet en ‘s nachts profiteert van het feestgedruis, geboren uit de levensdroefheid van de Kinoi.

Kinshasa is geen feest. Kinshasa is een jammerklacht.
© Marlies Geyskens
En ik? Ik loop elke dag door deze stad met een steen op mijn maag. Omdat ik het lijden niet langer verteer. Omdat ik het onrecht, dat bijna normaal is geworden, niet meer aankan. Omdat ik mijn verontwaardiging niet kwijtraak in een Nkoyi of een Tembo – maar ook niet in een Gin-Tonic. Omdat ik niet kan begrijpen hoe de diaspora aan de macht komt en collaboreert met een neo-kolonisatie. Aangedreven door economische netwerken van onder meer Libanese, Indiase en Pakistaanse origine, vaak zonder enige voeling met de Congolese realiteit, met macht, geld en weinig scrupules. Lingala is voor hen geen verbindende taal, maar hun handelsinstrument.
Kinshasa is geen feest. Kinshasa is een jammerklacht. Een genegeerde schreeuw, overstemd door rumba, geclaxonneer of huilende kinderen. Kinshasa is een geromantiseerde nachtmerrie.
Misschien wordt het tijd dat we onze ogen openen, dat we luisteren. Dat zal misschien ongemak veroorzaken...
En als dat al zo is, is dat een klein teken van hoop. Ongemak is een begin!