Frank D'hanis
In haar bezorgdheid over de dwalende kwaliteit, schiet de overheid haar doel volledig voorbij
“‘‘Het lerarentekort aanpakken vergt politieke moed’’

© Arthur Krijgsman / Pexels (CC0)

© Arthur Krijgsman / Pexels (CC0)
Het nieuwe schooljaar start met een hallucinant tekort van 3700 leerkrachten. Leerkracht Frank D'hanis staat al bijna tien jaar met plezier voor de klas, maar ziet elke dag hoe het systeem zijn eigen mensen wegduwt. ‘Niet het loon, wel het wantrouwen, de rompslomp en het gebrek aan steun doen ons afhaken.’
De schoolstart is in veel scholen geen lachertje: er zijn 3700 voltijdse leerkrachten te kort in Vlaanderen. Ik sta intussen al bijna tien jaar voor de klas en ik vind het nochtans een heel toffe en verrijkende professionele activiteit. Ik zou zelfs niks anders willen doen. Wat gaat er dan mis? De pijnpunten in het systeem zijn duidelijk, maar ze worden nooit structureel aangepakt.
Het loon is eigenlijk goed in het onderwijs, maar toch voel ik me vergeleken met andere sectoren vaak een tweederangswerknemer. Ik werkte zowel in de privésector, als voor de overheid en in het hoger en middelbaar onderwijs. Dat komt onder andere doordat je totaal geen extralegale voordelen hebt. In de privésector had ik maaltijd- en ecocheques, een hospitalisatieverzekering en goedkope fietsleasing en ik kreeg desgewenst zelfs een bedrijfswagen met tankkaart. In het secundair onderwijs kreeg ik nog nooit één van die dingen.
Zelfs de meeste kortingen die er vroeger wel waren voor leerkrachten zijn als sneeuw voor de zon gesmolten. Ik moet zelfs elk jaar mijn treinabonnement zelf kopen en krijg dat nadien maar, na een moeizaam administratief proces, terugbetaald. Ik schiet mijn lopend transport dus de facto voor aan de overheid. Mensen uit de privésector kijken je vol ongeloof aan, als je hen dat vertelt.
Schreeuwen dat leerkrachten zich voortaan weer met lesgeven moeten bezighouden, en tegelijk de controle en administratie opdrijven, is een raadselachtige paradox die de minister van onderwijs schijnbaar helemaal niet wil begrijpen.
Tergende administratieve processen zijn er dus ook genoeg. Ik gaf al les in 2007, en toen moesten we ons weliswaar ook houden aan een leerplan, maar je had als leerkracht toch ook de indruk dat je je wat vrij kon bewegen in de klas. Nu is er een constante monitoring door digitale tools, moet je elk lesuur zorgvuldig de hele inhoud die je gaf ingeven en ook onmiddellijk koppelen aan de lesdoelen van de overheid. De overheid is in haar bezorgdheid over de dwalende kwaliteit haar doel dan ook volledig voorbijgeschoten.
De centralistische controledrang zorgt niet een verbetering van de kwaliteit, maar wel voor leeg formalisme, een verlies aan gevoel voor het métier en uiteindelijk ook weer lerarenuitval. De controledrang is een gevolg van het gigantische wantrouwen tegenover onze beroepsgroep. Het geïnternaliseerde gevoel van trots en verantwoordelijkheid over je les dat een royale vrijheid voor de leerkracht geeft is nochtans nodig om leerlingen te begeesteren.
Schreeuwen dat leerkrachten zich voortaan weer met lesgeven moeten bezighouden, en tegelijk de controle en administratie opdrijven, is een raadselachtige paradox die de minister van onderwijs schijnbaar helemaal niet wil begrijpen.
Een ander heikel punt is de beginnende leerkracht. Die haakt massaal af, en dat komt heus niet alleen doordat lesgeven aan pubers nogal stresserend kan zijn. De lerarenopleidingen op de hogeschool bereiden je niet voor op echt voor de klas staan, maar focussen op allerlei dingen waar je eens je bezig bent niet veel aan hebt. Voor een vak dat ik vorig jaar moest afleggen moest ik elke week een digitale tool bekijken en dan in een groepje met drie mensen erover praten. Toen ik dat uiteindelijk zat was en naar de koffiemachine ging, werd ik door een pedante docente op de vingers getikt. Het voelt allemaal de hele tijd pijnlijk veel als bezigheidstherapie. Anderzijds is de echte begeleiding voor beginners in de school vaak minimaal of helemaal misleid, en ik heb veel beginnende leerkrachten zien verzuipen omdat ze de klassen die ze kregen niet de baas waren. Er is vaak nauwelijks personeel, tijd of een kader om deze beginnersproblemen aan te pakken.
Je bent ook totaal afhankelijk van het getuigschrift dat de hogeschoolopleidingen opleveren, want zelfs met een academische master en jaren onderwijservaring kan je zonder dat papier geen vaste benoeming, of zelfs tijdelijk contract, krijgen. En als je geen contract hebt, ben je al helemaal een speelbal van het systeem. Je bent dan meestal pas eind augustus zeker of je überhaupt op een school zal kunnen werken.
Soms is het letterlijk de dag voor je moet beginnen met lesgeven: een ex-leerkracht vertelde me dat de uren en het rooster op de school waar ze werkte pas op 31 augustus verdeeld werden. Je zit dan elk jaar tot je een contract hebt angstig twee maanden te wachten op het oordeel. Een leerkracht die ik ken rolde zo acht jaar lang van school tot school. Dat hij nu nog les geeft is enkel te wijten aan zijn fenomenale gevoel voor roeping en pedagogisch idealisme.
Er zijn helaas nog heel veel dingen die helemaal vierkant lopen, zoals de ongelijke verloning voor bachelors en masters die hetzelfde werk doen, de hoge zorglasten bovenop het didactisch-pedagogische, de genderverdeling in de leerkrachtenteams en, daarbij horend, de chronisch imago van het beroep. Het is stof voor nog twintig stukken. Onze leiders putten zich uit om telkens te benadrukken hoe belangrijk onderwijs is, maar die breed in de media uitgesmeerde bezorgdheid vertaalt zich niet in doeltreffende stappen. Bepaalde pijnpunten aanpakken zal pijn doen, en het zal ook veel geld kosten. Maar mogen we toch vragen om een paar minuten politieke moed. Het gaat tenslotte, letterlijk, om de toekomst.
Frank D'hanis is filosoof en leerkracht.
De meningen en standpunten in deze opiniebijdrage zijn die van de auteur en weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs die van de MO*redactie.
Meer over onderwijs
Niets missen?
Abonneer je op (één van) onze nieuwsbrieven.
