Amerikanen en Europeanen houden meer van theorie dan van praktijk van vrijhandel

Volgens het onderzoek, waarvoor in mei telkens een duizendtal mensen werd ondervraagd in de VS, Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland, voelen de Amerikanen in grote lijnen hetzelfde over handel en internationale hulp als de inwoners van de grote Europese landen. In alle landen bleek een overgrote meerderheid van de respondenten – van 83 procent in Frankrijk tot 87 procent in de VS en Groot-Brittannië - “sterk” of “enigszins” voor vrije internationale handel. Het grootste aandeel overtuigde voorstanders is te vinden in Groot-Brittannië.

“Globalisering” heeft blijkbaar een minder positieve connotatie – het proces vond in de VS en Groot-Brittannië nog instemming bij 49 procent van de respondenten en in Frankrijk bij 42 procent, maar in Duitsland klonk het begrip voor 51 procent negatief. Veel minder steun is er voor concrete vrijhandelsakkoorden. In Frankrijk en Duitsland had maar één op de vijf ondervraagden een positieve indruk van de Europese binnenmarkt, in Groot-Brittannië helemaal niemand. Bij de steekproef in de VS sprak maar vier procent zich positief uit over het NAFTA-verdrag. Voor het abstracte principe van vrij verkeer van personen, goederen en diensten in Europa of in Noord-Amerika, is er dan weer meer steun. In de VS zag 43 procent van de ondervraagden die idee zitten.

Omgekeerd spraken in alle landen veel meer mensen zich uit tegen protectionisme in het algemeen dan tegen concrete maatregelen om bijvoorbeeld Amerikaanse of Europese boeren te helpen het hoofd boven water te houden. Dat soort van maatregelen kan in de VS, Groot-Brittannië en Frankrijk rekenen op een solide meerderheid.

Een groot deel van de vier groepen van respondenten gelooft dat handel meer uithaalt dan hulp bij de strijd tegen de armoede. Twee derde van de ondervraagden vindt wel dat arme landen bij internationale handelsafspraken moeten kunnen rekenen op een bijzondere behandeling. De meeste respondenten vinden dat ook in de rijke landen de overheid de verliezers van de toenemende internationale concurrentie moet helpen.

Zowel in de VS, Groot-Brittannië en Duitsland oordeelde ongeveer 40 procent van de ondervraagden dat de Wereldhandelsorganisatie (WHO) een positieve rol speelt, terwijl goed 30 procent de organisatie verkettert. Alleen in Frankrijk telt de WHO meer vijanden dan voorstanders. In alle landen gelooft een aanzienlijk deel van de steekproef dat multinationals veel meer profijt halen uit internationale handel dan kleine ondernemingen of gewone mensen. Het meest uitgesproken is die mening in Frankrijk.

Er duiken ook verschillen op tussen Europa en de VS. De Amerikaanse respondenten lopen minder warm voor ontwikkelingshulp en voor het afsluiten van nieuwe handelsakkoorden, en zijn sterker voorstander van de bescherming van bedreigde economische sectoren, zoals de Amerikaanse katoenindustrie. (PD)