‘Ontwikkelingsorganisaties moeten zichzelf onmisbaar maken’

Ontwikkelingssamenwerking wordt beurtelings verketterd en geprezen. Maar wat is ontwikkeling eigenlijk? En kan een bijdrage van buitenaf daarbij het verschil maken? MO* sprak met twee Vlaamse specialisten –Bogdan Vanden Berghe (11.11.11) en Patrick Develtere (KU Leuven)– over de rol van burgerintiatieven in ontwikkelingssamenwerking.
  • Nick Hannes Develtere en Vanden Berghe Nick Hannes

Patrick Develtere doceert ‘instellingen en beleid van de ontwikkelingslanden’ en ‘ontwikkelingssamenwerking’ aan de Katholieke Universiteit Leuven en is algemeen directeur van het Hoger Instituut voor de Arbeid. Hij publiceerde einde maart De vrije markt van de ontwikkelingssamenwerking, een stevig boek waarin hij een stand van zaken geeft van de diverse actoren in het brede veld van ontwikkelingssamenwerking: de staten, de internationale organisaties, de niet-gouvenementele organisaties (ngo’s) en de “vierde pijler”. Die laatste term werd door Develtere zelf gelanceerd om al de nieuwe en oude actoren te vatten die niet thuishoren in de eerste drie categorieën: universiteiten, vakbonden, vriendengroepen, scholenbanden, gemeenten… ‘Ik had die term nooit mogen bedenken’, lacht Develtere tijdens het gesprek. ‘Want nu lijkt het wel alsof die kleine en grote spelers allemaal van hetzelfde kaliber zijn en op dezelfde manier tewerk gaan. Quod non.’

Bogdan Vanden Berghe is algemeen secretaris van 11.11.11, de koepel van Vlaamse Noord-Zuidbewegingen. Op 21 maart organiseerde 11.11.11 een toekomstcongres waarop de ngo’s debatteerden over de fundamentele keuzes die ze de komende jaren willen maken. De teksten en besluiten van dat toekomstcongres moeten nog de lange weg doorheen de raden van bestuur van de verschillende ngo’s gaan, maar Vanden Berghe kon al wel mee vooruitblikken op de rol die niet-gouvernementele actoren kunnen spelen in ontwikkelingssamenwerking.



Op 5 en 6 mei organiseert minister Charles Michel een Staten-Generaal voor ontwikkelingssamenwerking –een goede aanleiding voor een uitgebreid gesprek met twee experts over ontwikkelingssamenwerking anno 2009.  Faceboekvrienden van MO* en lezers van www.MO.be en de wekelijkse eMO* stuurden daarvoor vragen in. Maar de eerste vraag komt van de MO*redactie zelf: waarover hebben we het eigenlijk als we over ontwikkeling spreken?
Patrick Develtere: Ontwikkeling is emancipatie. Dat betekent dat individuen en samenlevingen zich kunnen onplooien, dat ze vrijheidsmarges krijgen waardoor ze initiatieven kunnen nemen en verhoudingen kunnen ontwikkelen met anderen die gunstig zijn voor de verschillende partijen. Dat houdt uiteraard materiële vooruitgang in, maar het gaat ook over sociale en intellectuele vooruitgang.
Hoe komt het dat veel ontwikkelingslanden -ondanks decennia van hulp- toch nog steeds in de onderontwikkeling zitten? (Georges Kamanayo)
Bogdan Vanden Berghe: Er is wel degelijk wat gebeurd. Rivierblindheid is uitgeroeid, andere ziektes werden teruggedrongen, zelfs in de aidsbestrijding merk je de effecten van de ontwikkelingshulp. En kijk naar Latijns-Amerika: de emancipatie die daar plaatsvindt, is ook gebaseerd op het geduldige werk van vele sociale organisaties die jarenlang steun gekregen hebben vanuit de hele wereld. Veel mensen denken nog altijd: ik stop hier geld in, dan komt er ontwikkeling uit. Zo werkt ontwikkeling –zeker in de betekenis van emancipatie– natuurlijk niet. Maar zowel ngo’s als overheden, die steeds meer over meetbaarheid en kwantiteit spreken, voeden dat simpele, mechanistische beeld wel.
Patrick Develtere: Men beseft niet meer wat er op wereldschaal gebeurd is rond pokken en polio bijvoorbeeld. Men is vergeten dat er een kwarteeuw geleden nauwelijks sprake was van democratie en middenveld op veel plaatsen in de wereld. Zonder ontwikkelingssamenwerking als breekijzer zou er in veel landen vandaag nog steeds geen sprake zijn van democratie. Mensen denken bovendien dat ze veel geld geven aan ontwikkelingssamenwerking, maar dat klopt niet. Als we de ontwikkelingsuitgaven van de overheden en van de gewone burgers samentellen, dan komen we per Belg ongeveer aan de prijs van één kopje koffie per week.
Kan de ontwikkeling of emancipatie in het Zuiden gerealiseerd worden door initiatieven vanuit het Noorden?
Patrick Develtere: We weten uit studies dat de lokale dynamiek veel belangrijker is dan de externe dynamiek. On ne développe pas un peuple, un peuple se développe. Je kan de emancipatiebehoeften van mensen niet van buitenaf vast- of opleggen, je kan de doelstellingen die mensen zelf willen nastreven hoogstens vooruithelpen.
Bogdan Vanden Berghe: Ontwikkeling die opgelegd wordt van buitenaf werkt niet. Om ze binnenuit te laten werken, is een sterk middenveld nodig én een sterk staatsapparaat dat zelfstandig kan en mag denken en handelen.
Patrick Develtere: Eigenlijk weten we het al langer: hulp helpt, maar het is niet de oplossing. Om ontwikkelingshulp effectief te laten helpen, moet de ontvangende overheid vooraf goed weten wat ze wil. China heeft dat vanaf het prilste begin van de ontwikkelingssamenwerking heel goed beseft. Vandaag blijft de Chinese regering werken aan die eigenzinninge ontwikkeling, en het Westen knielt, buigt en kruipt door het stof om toch maar aan die plannen te mogen deelnemen.

specialiseren is de boodschap



Ontwikkelingsinitiatieven en ngo’s moeten minder afhankelijk worden van donaties en meer via zichzelf versterkende, kleinschalige processen gaan werken, zoals microkredieten en social business. (Marjolein De Weirdt)
Patrick Develtere: Ik weet niet of ontwikkelingssamenwerking moet zorgen voor ondernemersschap en economische groei. Ontwikkelingssamenwerking moet daar misschien wel de voorwaarden voor creëren, door ervoor te zorgen dat de basisbehoeften voldaan zijn en dat de vorming van mensen opgekrikt wordt. Zorgen voor rechtszekerheid voor wie wil ondernemen en middenstandsopleidingen voorzien: dat kan wel met ontwikkelingsgeld.
Bogdan Vanden Berghe: Op het toekomstcongres van 11.11.11 bleek dat er bij ngo’s veel koudwatervrees bestaat om de dialoog met bedrijven aan te gaan. Toch denk ik dat we die stap moeten durven zetten. Dat betekent niet dat we geld van bedrijven moeten aannemen om er projecten mee uit te voeren, wel dat we een volwassen gesprek aangaan met de weinige bedrijven die daar klaar voor zijn.
Ontwikkelingssamenwerking moet dus geen economische actor worden. Wat moet ze dan wel allemaal doen?
Bogdan Vanden Berghe: Wij moeten vanuit onze kennis van het terrein beleidsdomeinen zoals Financiën, Buitenlandse Zaken, Handel en zelfs Defensie beïnvloeden om de kansen te vergroten dat landen en bevolkingen zichzelf bevrijden van armoede en uitsluiting. Als we daar niet in slagen, blijft de rest van de ontwikkelingssamenwerking een druppel op een hete plaat.
Patrick Develtere: De “ontwikkelingssector” moet niet proberen alles te veranderen, maar moet duidelijker aangeven wat haar core business is. De ontwikkelingsorganisaties kunnen niet op alle terreinen specialisten zijn. We hebben nog geen enkele overwinning kunnen realiseren op het vlak van financieel beleid of handelsbeleid. Dat zegt toch genoeg?
Bogdan Vanden Berghe: Je kan toch niet naast de successen kijken die we op dat gebied behaald hebben? Het doorbreken van het patentrecht op aidsmedicijnen. De privatisering van water, die hoog op de agenda stond in de Wereldhandelsorganisatie, hebben ngo’s samen met de vakbonden kunnen tegenhouden. Op het vlak van de buitenlandse schulden van ontwikkelingslanden hebben ngo’s echt gewogen op het beleid.
Patrick Develtere: Je zou een voorbeeld moeten nemen aan de vakbonden. Die hebben zich niet opgesteld als een lobbygroep om het internationaal systeem te veranderen, maar eisen wel hun stem en invloed binnen dat systeem op vanuit hun kracht als vakvereniging. De ontwikkelingssector kan vaak niet eens antwoorden op de basisvragen, zoals: moeten ontwikkelingsrelaties voor langere duur aangegaan worden of moeten we eisen dat de partner na een paar jaar op eigen benen kan staan? Hoeveel middelen mogen we inbrengen in verhouding met de lokaal bestaande budgetten?  Moeten we leningen geven of werken we met giften?

de vierde pijler


Patrick Develtere noemt het feit dat de samenwerking zich op nieuwe terreinen zoals meteorologie, rekenhoven, kunst en politiewerking begeeft “de onvermijdelijke vermaatschappelijking van de ontwikkelingssamenwerking”. Waarom zegt u onvermijdelijk?
Patrick Develtere: Omdat de mondialisering voor steeds meer vormen van contact en uitwisseling tussen mensen en landen zorgt. Het is dus geen slechte zaak dat daaruit meer initiatieven ontstaan, maar de gevestigde  “sector” zou moeten zorgen dat er een kennisaanbod is waaruit de spontane actoren kunnen putten om te weten hoe ze hun samenwerking moeten aanpakken om haar effectief te maken.
Bogdan Vanden Berghe: Ik geloof in het organiseren van de markt, in het mogelijk maken van overleg en uitwisseling, niet in het opleggen van inzichten of regels. De gevestigde sector van de ontwikkelingssamenwerking mag niet de indruk wekken dat ze de spontane initiatieven wil opslorpen of recupereren.
In Yoff, Senegal, lopen er liefst vier parallelle projecten rond straatkinderen.  (Kenneth Rumes, zelf actief in een vierdepijlerorganisaties)
Patrick Develtere: Niet alleen “vierdepijlerorganisaties” maar ook gevestigde ngo’s en VN-organisaties z
Er zijn vierdepijlerinitiatieven waarvan wij veel kunnen leren, maar er zit ook veel rommel bij.
met straatkinderen bezig in Yoff. Het probleem is niet alleen dat ze naast elkaar werken, maar ook dat ze vertrekken van onze kijk op bedelende kinderen. In realiteit gaat het vaak om talibés, kinderen op koranscholen die zelf in hun onderhoud moeten voorzien, en dus gaan bedelen. Voor de ouders is het vaak een hele eer dat hun kind toegelaten wordt op zo een madrassa, voor de maraboe is het een zaak van maatschappelijk prestige dat zijn school goed draait, maar voor ons zijn kinderen op straat een probleem. En dus organiseren we sessies om de ouders en de maraboes op hun verantwoordelijkheid te wijzen.
Houdt de vierde pijler geen kwaliteitsrisico in voor de hele sector van ontwikkelingssamenwerking? (Kathelijn De Decker)
Patrick Develtere: Ik weet niet waarom het ziekenfonds zou knoeien als het gaat samenwerken met ziekenfondsen in Latijns-Amerika, bijvoorbeeld. Ze weten wellicht beter waarover ze het samen hebben dan wij. En onderwijsmensen weten beter wat curricula en eindtermen zijn dan ngo-mensen. Bovendien vermenigvuldigen die initiatieven de intereacties tussen mensen in Noord en Zuid. De vierde pijler zorgt voor een correctie op het feit dat de klassieke ontwikkelingssamenwerking de relatie veel meer via papieren en rapporten organiseert in plaats van via directe, menselijke contacten.
Bogdan Vanden Berghe: Je kan daar niet veralgemenend over spreken. Er zijn vierdepijlerinitiatieven waarvan wij veel kunnen leren, maar er zit ook veel rommel bij. Er is dringend behoefte aan onderzoek naar de impact van al die initiatieven in het Zuiden.

de meerwaarde van ngo’s


Als ngo’s en individuele initiatieven een rol kunnen spelen in het versterken van nationale instellingen en middenveldorganisaties, dan is die hulp nuttig. De rest is gewetensbevrediging, romantiek en (aangenaam) tijdverdrijf. (Lou Callewaert)
Bogdan Vanden Berghe: Ik denk niet dat ngo’s zich veel met nationale instellingen moeten bezighouden, dat is het werk van de nationale parlementen. Onze voornaamste opdracht in het Zuiden is inderdaad het versterken van de civiele maatschappij, maar dat betekent niet dat de rest romantiek of gewetensbevrediging is. Noodhulp kan heel belangrijk zijn, net als microkredieten of waterputten –zelfs al zijn ze niet noodzakelijk gericht op het versterken van het middenveld. Wij ondersteunen de partners in hun eigen keuzes. Als organisaties in de Andes actie willen voeren rond de vrijhandelsakkoorden met de EU, dan zullen wij –op basis van hun informatie en analyses– hier ook aan de slag gaan om politiek ondersteuningswerk te verrichten. Als de boeren in de Filipijnen coöperaties willen opzetten, investeren wij in een kleine organisatie die hen daarin ondersteunt.
Patrick Develtere: Investeren in het versterken van het middenveld betekent dat zelfs een samenwerking met één bepaalde organisatie in een land toch gericht moet zijn op een effect in de bredere samenleving. Het gaat niet enkel om het dispensarium dat je steunt, het gaat om het gezondheidsbeleid in een bredere regio. Een mooi voorbeeld van de meerwaarde die stevige ontwikkelingsorganisaties kunnen leveren, kwam ik onlangs tegen in Congo, waar het Britse Department for International Development voor de Chinezen in Congo adviezen geeft over de milieu-impact en de sociale gevolgen van hun infrastructuurwerken. Een vergelijkbare rol zouden ngo’s kunnen spelen.
Zijn er niet te veel ngo’s? (An Van Goey)
Patrick Develtere: We spreken over 150 ontvangende landen en in elk land gaat het over onderwijs, watervoorziening, landbouw… Dat veld kan je niet bewerken door één groot ontwikkelingsbedrijf op te richten. Ik vind de verscheidenheid niet negatief. In de economie wordt van alle KMO’s ook niet één multinational gemaakt. Dat belet die KMO’s niet om samen te werken als het kan, en te concurreren als het moet.
Bogdan Vanden Berghe: Meer samenwerken hoeft niet te betekenen dat alles moet samensmelten onder één noemer. Samenwerken kan mooi rond concrete projecten. We zouden bijvoorbeeld eens kunnen kijken of we niet meer kunnen realiseren in Congo als al de ngo’s die daar aanwezig zijn hun activiteiten op elkaar afstemmen en wie weet ook bundelen.
Patrick Develtere: Wat de gevestigde actoren –zowel de ngo’s als de federale ontwikkelingssamenwerking– moeten doen, is zorgen dat ze incontournable zijn als anderen zich op het terrein begeven. Dat doe je door je kennis- en competentieniveau te verhogen. De klassieke ontwikkelingswereld heeft jammer genoeg gekozen voor minder tot geen eigen aanwezigheid op het terrein, waardoor haar kennis veeleer af- dan toeneemt.
Bogdan Vanden Berghe: Wij willen gewoon dat de mensen terplaatse hun eigen verantwoordelijkheid kunnen nemen, zonder ons er voortdurend mee te moeien. Dat is toch ook emancipatie? Het echte eigenaarsschap moet in het Zuiden liggen en we moeten af van de idee dat de blanke coöperant aanwezig moet zijn om een project goed uit te voeren.
Patrick Develtere: Ik heb nog nooit iemand in Afrika, Azië of Latijns-Amerika horen zeggen dat het beter is dat we thuis blijven en het geld gewoon overmaken.
Bogdan Vanden Berghe: Het klopt in elk geval dat wij goede kennis over en diepe roots in het Zuiden moeten hebben. Dat is belangrijk voor onze geloofwaardigheid en om stevig politiek werk te kunnen leveren in het Noorden. Maar die kennis kan je op heel verschillende manieren verwerven: door zelf iemand terplekke te hebben, door goed en regelmatig overleg met de partners, door een externe consultant langs te sturen…
afhankelijkheid van de overheid
Worden ngo’s louter uitvoeringsinstanties van het beleid van regeringen, of is er nog een kritische functie voorzien?  En kunnen ze die wel realiseren, als ze zo afhankelijk zijn van de overheden? (Bart Horemans)
Bogdan Vanden Berghe: Ngo’s moeten in elk geval volkomen autonoom bepalen wat ze doen en welke keuzes ze maken. Ze moeten daarover alleen overleggen met hun eigen achterban en met hun partners. Dat is de definitie van een niet-gouvernementele organisatie. De overheid moet zorgen voor een omgeving waarin middenveldorganisaties, zoals ontwikkelingsngo’s, kunnen werken en groeien.
Wat als de overheid mee wil bepalen in welke landen ngo’s actief zijn, in welke maatschappelijke sectoren men werkt, met welk kader en met welke doelstellingen?
Bogdan Vanden Berghe: Op het toekomstcongres van 11.11.11 is die optie in elk geval radicaal afgewezen. We moeten wel in discussie gaan met de overheid als die voorwaarden oplegt waarmee wij het niet eens zijn. We kunnen wel samen afspraken maken. Het is volgens mij bijvoorbeeld not done om van ngo’s te vragen dat zij zich ook concentreren op de landen waarop de bilaterale hulp zich concentreert. Maar het is wél een goede zaak om eens stevig na te denken binnen elke ngo en misschien ook binnen de sector of we niet beter af zouden zijn als er in minder landen en binnen minder sectoren gewerkt zou worden. Alleen moet je dat toch altijd zelf blijven bepalen.
Patrick Develtere: Autonomie is volgens mij niet het probleem. De vraag is of de ngo’s een voldoende sterke eigen identiteit en specialisatie hebben. Wie sterk in eigen schoenen staat –omwille van de duidelijke competentie en zichtbare achterban–  kan met opgeheven hoofd onderhandelen met de overheid.
Bogdan Vanden Berghe: Als je er de cijfers bij neemt, dan is het overigens duidelijk dat we geen complexen moeten hebben. Ngo’s verzamelen jaarlijks zelf 221 miljoen euro en de overheid geeft ons 100 miljoen.
Patrick Develtere: Voor alle klassieke donorlanden gaat er 16,6 miljard dollar naar ngo-projecten, waarvan 14,7 miljard uit eigen middelen komt.
Een hoge ambtenaar van Buitenlandse Zaken deed de ngo-sector ooit af als ‘die dertig mensen die met ons budget betaald worden om wekelijks op onze stoep te komen protesteren’.
Bogdan Vanden Berghe: Op zo een opmerking moet de ngo-sector heel krachtig antwoorden door met véél mensen naar buiten te komen. Wij moeten geregeld tonen aan de politiek en aan de samenleving dat wij niet met dertig maar met duizenden zijn. We doen dat te weinig. In 2010 bevinden we ons vijf jaar voor de eindafrekening van de millenniumdoelstellingen, op dat moment moeten we nog eens veel mensen de deur uit krijgen voor ontwikkelingssamenwerking.
Patrick Develtere: Het draagvlak is essentieel, maar het is ondraaglijk licht op dit moment. Uit onderzoek blijkt dat de steun van mensen om de ontwikkelingssamenwerking te verhogen heel wisselvallig is en afhankelijk van de toestand in ons land, niet van de noden in het Zuiden. In Groot-Brittannië blijkt nu al dat de permanente opdrachten ten voordele van charities opmerkelijk dalen.
Bogdan Vanden Berghe: Tijdens de campagne van 11.11.11 liep de collecte van fondsen heel goed, ook via overschrijvingen. Dat had zeker ook te maken met de inhoud en de boodschap van de campagne rond waardig werk. Vanaf december zijn onze inkomsten echter beginnen dalen, waardoor we net geen recordopbrengst gehaald hebben. En die dalende trend zet zich door in januari en februari.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.