Rashmi Thapa: 'Niet alleen de doden tellen, ook de verminkingen blijven'

Handicap International heeft op dinsdag 19 februari een rapport vrijgegeven dat de link aantoont tussen gewapend geweld en invaliditeit. Voor het éénjarig onderzoek heeft Handicap International samengewerkt met lokale partners in vier landen waar gewapend geweld veel voorkomt: Colombia, Oeganda, Pakistan en Haïti. Daar interviewden ze 713 slachtoffers van gewapend geweld en kwamen tot een schokkende resultaat. Tachtig procent van de geïnterviewde slachtoffers had een blijvend letsel of handicap.

  • Malvina Poelvoorde / MO* De Nepalese Rashmi Thapa is coördinator lobbywerk en beleidsonderzoek bij Handicap International Malvina Poelvoorde / MO*

Rashmi Thapa, coördinator lobbywerk en beleidsonderzoek van Handicap International, leidde het onderzoek. Ze hoopt dat dit onderzoek een aanleiding is tot een groter globaal onderzoek naar de fysieke en mentale gevolgen van gewapend geweld.

Tachtig procent van de  geïnterviewde slachtoffers van gewapend geweld hebben een blijvende handicap. Hoe zijn jullie tot dit cijfer gekomen?

Rashmi Thapa: We vonden veel informatie over de doden en gewonden van gewapend geweld, maar over de nazorg en de huidige situatie van de gewonden konden we niets vinden. Het onderzoek was dus een hele uitdaging. In de vier onderzochte regio’s komt er op wereldvlak heel veel gewapend geweld voor. In elk land gingen ongeveer twaalf onderzoekers op zoek naar slachtoffers van gewapend geweld. Dat ging van zwaar getraumatiseerden tot mensen die een been hadden verloren of niet meer konden zien. Tijdens de interviews vertelden de slachtoffers ons vaak dat niemand zich meer had bekommerd om hen na de eerste zorg. Van rehabilitatie is er geen sprake. Daarom is het cijfer van invaliditeit als gevolg van gewapend geweld ook zo hoog.

Slechte nazorg leidt tot meer invaliditeit, staat in het rapport.

Rashmi Thapa: Inderdaad. Bijna alle slachtoffers ontvingen eerste zorg, maar daarna werden ze vergeten. En als er al nazorg georganiseerd wordt, kunnen de slachtoffers die niet vinden. Toch is nazorg uiterst belangrijk na een incident, om de kans op blijvende letsels te verminderen. Zowel fysiek als mentaal. Het onderzoek wijst ook uit dat de meeste van de slachtoffers jonge mannen tussen 15 en 35 jaar zijn. Vaak zijn zij de kostwinner van een hele familie. Met een handicap zijn ze niet meer in staat om te werken, waardoor hele families, die vaak al arm zijn, nog dieper in de armoede geraken. Naast deze economische uitsluiting worden ze ook sociaal uit de maatschappij verstoten. De omgeving weet immers niet goed hoe die moet omgaan met iemand zonder arm of been. Bovendien zijn invaliden heel kwetsbaar en hebben ze meer kans om weer in een situatie met geweld terecht te komen.

De overheid zorgt dus alleen voor de eerste hulp?

Rashmi Thapa: Zelfs dat niet. De eerste zorg gebeurt meestal in private ziekenhuizen waar mensen moeten betalen. De vier regio’s waar het onderzoek liep, zijn laag ontwikkelde landen en hebben een zwakke overheid. In de Verklaring van Genève over gewapend geweld en ontwikkeling van 2006 staat dat er een hoger risico is op gewapend geweld in landen met een lage ontwikkeling.

Voor elke mens die sterft, zijn er duizenden gewonden, waaronder velen met blijvende letsels.
Colombia doet het qua ontwikkeling beter dan de andere drie onderzoekslanden. Waarom hebben jullie dit land opgenomen in het onderzoek?

Rashmi Thapa: Gewapend geweld kan voorkomen in verschillende situaties. Dat kan tijdens een conflict zijn maar ook in postconflictgebieden. In Colombia is recent geen nieuwe opstand uitgebroken, maar er zijn heel
veel wapens in omloop, onder andere door de aanslepende burgeroorlog tussen overheid en linkse guerillero’s. Het is een constante die we in elk onderzoeksland teruggevonden hebben: vrije toegang tot wapens resulteert in veel meer slachtoffers. Gewapend geweld wordt vooral gepleegd met kleine vuurwapens. De overheid van landen met veel gewapend geweld moet dus niet alleen een goede medische zorg regelen, maar ook de preventie van illegale wapens.

In Libië zijn nu ook veel burgers in het bezit van lichte vuurwapens. Kunnen we Libië vergelijken met de onderzochte landen?

Rashmi Thapa: Er zijn inderdaad veel vuurwapens in de omloop, maar in Libië is de context helemaal anders. De opstand is heel recent en het illegaal wapenbezit is eerder een probleem op zich. Toch doen we nu ook media monitoring in Libië en willen we in de toekomst verder onderzoek voeren.

Het beperkte aantal onderzochte landen in het rapport vraagt inderdaad naar verder onderzoek.

Rashmi Thapa: Dit rapport was slechts een begin. Het probleem van gewapend geweld moet zeker verder uitgediept worden. We willen deze cijfers hard maken met een wereldwijd onderzoek. Dan kunnen we ook aanbevelingen doen aan overheden en internationale organisaties. Met dit onderzoek willen we enkel aan het publiek tonen hoe problematisch de gevolgen van gewapend geweld zijn.

Vindt u dat deze onderzochte gevolgen van gewapend geweld te weinig belicht worden in de media?

Rashmi Thapa: Dat is zeker het geval. Het rapport start met een statement van het WHO ‘Voor elke mens die sterft, zijn er duizenden gewonden, waaronder velen met blijvende letsels’. De media berichten alleen over de doden, maar de gewonden en invaliden worden vergeten.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.