De juridisering van de internationale ruimte

Vallen vrouwen die op de vlucht slaan omwille van een gedwongen uithuwelijking onder de notie van politiek vluchteling, zoals bedoeld in de Conventie van Genève? Kunnen ex-dictators worden vervolgd in het buitenland voor daden die ze hebben gesteld terwijl ze diplomatiek onschendbaar waren?
Mag iemand die van terrorisme wordt verdacht in zijn land van herkomst, dat het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens heeft ondertekend, worden uitgeleverd?

Wanneer maakt iemand zich schuldig aan het misdrijf van genocide?

Allemaal vragen die momenteel de internationale politieke scène beheersen. Het Internationaal Hof van Den Haag speelt hierbij een steeds belangrijkere rol, terwijl er steeds meer gebruik wordt gemaakt van hoven of rechtbanken om binnenlandse of internationale geschillen aan de toetssteen van het (internationale) recht te onderwerpen. Het voormalige Oost-Duitse staatshoofd Honecker werd voor een tribunaal gebracht dat moest oordelen over zijn aansprakelijkheid voor het neerknallen van mensen die over de Berlijnse muur gevlucht waren. Er werd een tribunaal in stelling gebracht om te oordelen over de verantwoordelijkheden in de genocidale burgeroorlog in Rwanda. In Zuid-Afrika werd een Waarheidscommissie in het leven geroepen om te bemiddelen in het verwerken van de misdrijven die tijdens het apartheidsregime waren begaan. Er kwam een Joegoeslavië-tribunaal terwijl anderzijds een Spaanse onderzoeksrechter, op vraag van talrijke Chileense vluchtelingen, een uitleveringsbevel probeerde te bekomen van het Engelse gerecht voor de van misdaden tegen de menselijkheid verdachte dictator Pinochet. Zelfs kolonel Kadhafi moest onder internationale druk uiteindelijk aanvaarden dat de aansprakelijkheid voor het neerstorten, door een aanslag, van een vliegtuig te Lockerby door een internationaal rechtscollege zou worden onderzocht. En de Indiaanse gemeenschap heeft in de Verenigde Staten, soms met succes, het recht ingeschakeld om verloren gewaande rechten op territorium hard te maken.

De stap naar de rechtbank vervangt niet zozeer betogingen en optochten –hij wordt er meestal door begeleid– maar verandert wel de aard van de politieke discussie. Is het bewijsmateriaal wel legitiem verkregen? Werden de procedureregels wel correct nageleefd? Bestaat er wel een internationaal-rechtelijke regel om over dit probleem te oordelen? De ideologische strijd verandert in een juridische strijd. Het ideologische ‘gelijk’ moet zich onderwerpen aan de logica van het recht en in die logica dreigt de eigenlijke grond van het probleem al eens te verdwijnen in een procedureslag, want, zo stelt de Duitse rechtstheoreticus Niklas Luhmann, het recht creëert een eigen wereld, een eigen waarheid en transformeert het geschil in een rollenspel waarin ideologische vertogen niet (meer) thuishoren.(1) Politieke problemen worden her-ijkt en her-taald en binnengeleid in een wereld -of een vertoog– van regels en precedenten die voor niet-juristen vaak volstrekt onbegrijpelijk zijn (men herinnere zich de zaak Connerotte).

Voor die juridisering van het internationale politieke denken en handelen zijn verschillende verklaringen te geven.

DE KOUDE OORLOG VOORBIJ

Vooreerst heeft het wegvallen van de koude oorlog het denken in termen van ‘goede’ en ‘slechte’ blokken geërodeerd. Rusland en China konden nog wel proberen om hun steun aan Slobodan Milosevic in dergelijke termen te verantwoorden, het wordt steeds minder overtuigend te argumenteren dat Milosevic alleen maar als een verantwoordelijke voor misdaden tegen de menselijkheid wordt gezocht omdat hij anti-westers is. Gedaan de tijd waarin men –en waarin de Sovjet-Unie– onvoorwaardelijke morele steun kon geven aan de regimes van Vietnam, Angola, Mozambique of Nicaragua, omdat zij tegen het Amerikaanse imperialisme opboksten. Die steun is thans afhankelijk van de mate waarin zij ook op binnenlands vlak op een ruime democratische legitimiteit kunnen bogen. Die ommekeer in het progressieve denken kondigde zich eigenlijk al aan in de tachtiger jaren. Enerzijds waren er de gruwelen van het (‘pro-Chinese’) Pol Pot-regime, de Vietnamese bootvluchtelingen (men herinnere zich het gezamenlijke optreden van aartsrivalen Jean Paul Sartre en Raymond Aron tijdens een solidariteitsoptocht) en het Chinese optreden tegen de studentenopstand op het Tienanmenplein. De ‘goeden’ en de ‘slechten’ verwisselden van kamp. En anderzijds was er de Iraanse revolutie die begon als een volkse opstand tegen het regime van de sjah maar snel ontaardde in een rabiaat fundamentalisme dat de bevolking van talrijke vrijheden beroofde. De rechten van de mens profileerden zich steeds uitdrukkelijker als een toetssteen op grond waarvan regimes werden beoordeeld, onafhankelijk van het ‘blok’ waartoe ze behoorden. ‘Links’ of ‘rechts’, een regime mag de mensenrechten niet met voeten treden.

DE DELEGITIMERING VAN GEWELD

Een factor die wellicht ook een rol speelt is dat de internationale gemeenschap, en een goed deel van de publieke opinie steeds minder begrip opbrengt voor het inzetten van militair geweld om conflicten te beslechten (soldaten mogen nog wel worden ingezet voor humanitaire interventies, maar ze mogen vooral niet sneuvelen). De grote vredesmanifestaties tijdens de jaren tachtig hebben toch enig effect geressorteerd. Er is de steeds bestaande dreiging dat conflicten escaleren. In dit tijdperk van atoomwapens is dat een scenario waarvoor iedereen beducht is (een aantal gekken niet te na gesproken). Regeringen hoeden er zich voor om aansprakelijk te worden gesteld voor militaire moordpartijen die in eenieders huiskamer op de beeldbuis kunnen worden gevolgd (de manier waarop de Verenigde Staten tijdens de Golfoorlog de media controleerden is een bewijs a contrario van deze stelling). Naast de delegitimering van geweld als methode om conflicten op te lossen is er ook nog de vaststelling dat het gebruik van geweld conflicten vaak nog moeilijker oplosbaar maakt dan voorheen. Met andere woorden: dat geweld ook inefficiënt is. Het conflict tussen Israël en het Palestijnse volk kan hier als schoolvoorbeeld dienen, maar het is ook waar voor de Ierse, de Koerdische of de Baskische kwestie. Ook bevrijdingsbewegingen krijgen van De mensen in wier naam zij actie voeren geen vrijbrief (meer) om eender welk geweldmiddel in te zetten. Een ‘ongepaste actie’ – waarbij onschuldige burgers of kinderen sneuvelen, bijvoorbeeld – kan de sympathie voor de inzet van een bevrijdingsbeweging drastisch aantasten. De weg van de onderhandelingen – en dat is de weg van het recht – kan bijzonder moeizaam zijn en lang aanslepen, maar heeft al vaak bewezen efficiënter te zijn dan dreigen met de loop van het geweer.

GLOBALISERING

Vervolgens heeft de globalisering het kapitalistische wereldsysteem een quasi-monopolie verschaft. Er zijn eenvoudig geen ‘socialistische economieën’ meer die tegen kapitalistische agressie moeten worden beschermd. In alle landen overheerst een kapitalistisch economisch systeem en dus is het zaak om dat systeem van binnenuit aan een normatieve toetssteen te onderwerpen. Wat is daarvoor beter geschikt dan het internationaal recht dat immers toch door de meeste landen wordt aanvaard? Men kan hun handelen dus beoordelen op grond van een intern rechtscriterium, een criterium dat minstens formeel ook tot de rechtsorde van die landen behoort. Men hoeft niet meteen een aanhanger te zijn van Francis Fukuyama’s stelling dat het ‘einde van de geschiedenis’ – als het einde van de strijd der ideologieën – in zicht is (2), om te erkennen dat inderdaad steeds meer landen een markteconomie aanvaarden en stimuleren en tegelijkertijd, met veel vallen en opstaan, minstens proberen de vorm aan te nemen van een democratische rechtsstaat. De globalisering van de kapitalistische wereldeconomie gaat aldus ook gepaard met de globalisering van het recht én op internationaal én op binnenlands vlak.

Tenslotte heeft diezelfde globalisering ook geleid tot een voortschrijdende juridisering van de internationale politieke ruimte. Op grootschalige internationale conferenties werden tal van verklaringen of verdragen afgesloten –van de Verklaring van Rio tot het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind, van het Verdrag tegen anti-persoonsmijnen tot de Overeenkomst over de handelsaspecten van Intellectuele Eigendomsrechten, terwijl de Wereldhandelsorganisatie een steeds grotere greep verwerft op het internationale handelsverkeer en haar criteria van ‘vrije concurrentie’ met een ijzeren greep oplegt aan de wereldeconomie. De verveelvoudiging van het internationale recht brengt uiteraard ook een verveelvoudiging met zich mee van de mogelijkheden om conflicten op grond van juridische teksten te beslechten.

DE AANTREKKELIJKHEID VAN HET RECHTENVERTOOG

Maar er spelen zeker ook nog andere elementen een rol in de proliferatie van het rechtenvertoog en die hebben alles te maken met de aard van dat vertoog zelf. Ook op nationaal of Europees vlak valt de uitdeining van rechtsaanspraken in het laatste kwart van de twintigste eeuw op, zelfs in die mate dat een hele politiek-filosofische stroming –de ‘communitarian movement’– waarschuwt voor de eenzijdigheid, ja, de armoede van dat vertoog (3) . En in de schoot van de Verenigde Naties werd door de Inter Action Council in 1997 zelfs een ontwerp van Universal Declaration of Human Responsibilities gelanceerd, vanuit de overtuiging dat mensen, volkeren en staten net iets teveel met hun rechten, maar nauwelijks met hun plichten begaan zijn.(4) Hoe dan ook, er kwamen rechten van minderheden, kinderrechten, vrouwenrechten of patiëntenrechten die alle kunnen worden begrepen in termen van het tegenwerken van misbruik van afhankelijkheid .(5) Als normatief systeem heeft een rechtenvertoog - in tegenstelling tot andere normatieve vertogen– het enorme voordeel dat de betrokkenen zelf normatieve aanspraken kunnen formuleren, dat het ‘hun’ rechten zijn waarvoor ze kunnen opkomen. Rechten zijn claims die kunnen worden beargumenteerd en bediscussieerd, uitgebreid, geïnterpreteerd, gekwalificeerd. Rechten kunnen worden gecontesteerd door tegenclaims. Zij leiden tot een rationalisering van het normatieve debat, maken het duidelijker en overzichtelijker. En rechten kunnen hun beslag krijgen in verdragen en overeenkomsten, worden hardgemaakt door ze op te nemen in het geldende rechtssysteem.

VOORDELEN VAN JURIDISERING

Er zijn onbetwistbaar een aantal voordelen verbonden aan het juridiseren van politieke conflicten. Het eerste voordeel is, uiteraard, dat het ertoe kan bijdragen dat actoren afzien van geweld om hun geschillen te beslechten. Eens zij zich neerleggen bij een juridische conflictbeslechting wordt de ‘manier waarop’ het geschil wordt behandeld minstens zo belangrijk als de inzet van het geschil zelf. Een tweede voordeel is de gemeenschappelijke taal. Partijen putten uit dezelfde rechtsbronnen, vechten met gelijke middelen, volgen gedeelde procedures. Het conflict wordt daardoor misschien niet meteen overzichtelijker – zeker niet voor buitenstaanders– maar wel beheersbaarder: partijen weten waar ze aan toe zijn, welke middelen ze kunnen of mogen gebruiken. Hoewel rechterlijke uitspraken niet meteen voorspelbaar zijn, biedt juridisering toch enige zekerheid.

NADELEN VAN JURIDISERING

De nadelen van juridisering zijn, uiteraard, dat het internationale recht geldt in een wereld met fundamentele machtsverschillen waardoor sterkere actoren –zoals de Verenigde Staten, maar ook multinationale ondernemingen– zich makkelijker aan de greep van dat recht kunnen onttrekken dan zwakkere actoren. Aan de andere kant is echter ook waar dat de veralgemenende strekking van het recht –‘treat similar cases similarly’– met zich mee brengt dat het ook die sterkere actoren steeds moeilijker kan worden gemaakt om dat te doen, willen zij op internationaal vlak geloofwaardig blijven.

Andere nadelen van juridisering houden voornamelijk verband met de aard van het recht waarop partijen kunnen terugvallen. Is het internationaal recht rechtvaardig recht? Is, bijvoorbeeld, de Conventie van Genève niet veel te eng in haar definitie van politiek vluchteling? Worden de belangen van de westerse wereld niet overbeschermd in het internationale recht? Is de bescherming die aan (intellectuele) eigendomsrechten wordt gegeven niet buitenproportioneel in verhouding tot de bescherming die mensenrechten genieten? Heeft de Veiligheidsraad wel de democratische legitimiteit om sancties af te dwingen? Kan het vetorecht van de permanente leden wel worden gerechtvaardigd? Wie zich aan het internationale recht onderwerpt, zal het moeilijker krijgen om bij dat recht zelf nog vraagtekens te plaatsen.

Tenslotte betekent juridisering dat het conflict wordt ‘afgenomen’ van de betrokkenen. Het recht is een ‘conflict thief’. Men onderwerpt zich aan een spel waarvan men de regels niet controleert. Dat kan ertoe leiden dat de politieke inzet naar de achtergrond verschuift en plaats moet ruimen voor de ‘retoriek van het recht’.

Men vergelijke dit met hongerstakingen voor een bepaald doel. Die hebben als voordeel dat het probleem sterk wordt gepersonaliseerd, dat mensen zich kunnen identificeren met het lot van de hongerstakers. Maar het grote nadeel is dat de aandacht voor de reden waarom men tot een hongerstaking is overgegaan totaal overschaduwd wordt door de vraag of de betrokkenen het er wel levend van zullen afbrengen. Een politiek conflict reduceren tot een geschil voor een rechtscollege kan er, in vergelijkbare zin, toe leiden dat de aandacht zich meer toespitst op de kwaliteit (of zelfs de ‘schwung’) van de pleidooien van de advocaten dan op de grond van de zaak. En wie tenslotte op juridische gronden zijn gelijk niet (volledig) haalt, lijdt hoe dan ook gezichtsverlies.

POLITISERING VAN HET RECHT

Juridisering van de internationale machtsverhoudingen en het oplossen van internationale conflicten via gerechtelijke weg verdienen niettemin ontegensprekelijk de voorkeur boven de weg van de brute macht. Het gevaar dat politieke conflicten herleid worden tot juridische tekstinterpretaties is reëel. Maar naast die juridisering van de politiek staat ook de mogelijkheid van een politisering van het recht, waarbij dat recht politiek wordt bevraagd in termen van rechtvaardigheid, democratische legitimiteit, algemeengeldigheid. Dat kan leiden tot fundamentele veranderingen in de internationale rechtsorde ten voordele van het grootste deel van de wereldbevolking. Indien hierdoor dat internationale recht ook een meer democratische grondslag verwerft, waarin de stem van twee derde van de wereld duidelijker weerklinkt –waar is de tijd van de UNCTAD-conferenties?- dan kan dit een bijdrage zijn tot het installeren van een duurzamere wereldvrede, gebaseerd op een veel ruimere internationale consensus dan thans het geval is. Wie zou daartegen bezwaar kunnen hebben?

Koen Raes is hoogleraar aan de Universiteit Gent

Noten

1. N. Luhmann, Legitimation durch Verfahren, Darmstadt, 1969
2. F. Fukuyama, Het einde van de geschiedenis en de laatste mens, Amsterdam, 1992
3. M.A. Glendon, Rights talk. The impoverishment of political discourse, New York, 1991
4. Tekst van de Algemene Verklaring van de Plichten van de Mens, Civis Mundi, ½, 2000, 7-9
5. K. RAES, Tegen betere wetten in. Een ethische kijk op het recht, Gent, 1997

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.