Een nieuw leven voor de calvinistische ethiek

In de negentiende eeuw was christelijk rechts een actieve kracht in de Amerikaanse politiek. Het trok ten strijde tegen het deïsme, de leer die wel een persoonlijke God aanvaardt maar diens inwerking op de wereld ontkent. Het voerde ook campagne voor geheelonthouding en beperkingen op de immigratie, vooral van rooms-katholieken. In het noorden droeg christelijk rechts bij tot de groei van het verzet tegen de slavernij, maar paradoxaal genoeg sterkte het in de zuidelijke staten het verzet tegen de afschaffing ervan. Vandaag is christelijk rechts de grootste sociale beweging in de VS en de machtsbasis van de Republikeinse Partij.
De groei van christelijk rechts

Ontwikkelingen op lange en op korte termijn hebben de groei van christelijk rechts als conservatieve sociaal-politieke beweging in de hand gewerkt. Op lange termijn is het een reactie op de kritische bijbelstudie aan seminaries en universiteiten, het onderricht in de evolutieleer op de scholen en de (vermeende) dreiging van het communisme. In het meer nabije verleden zijn verklaringen te vinden in de sterke sociale veranderingen in de jaren 1960, conflicten over de burgerrechten, de opkomst van de vrouwenbeweging en van nieuwe religies. Voor sommige Amerikanen is angst een sterke drijfveer. Die maatschappelijke veranderingen werden nog sterker als bedreigend aangevoeld onder invloed van sommige beslissingen van het Hooggerechtshof van de VS: het verbod op publiek gebed en bijbellezing in de scholen (Engel versus Vitale, 1962), de aanvaarding van overheidscontrole op christelijke scholen (Lemon versus Kurtzman, 1971) en de legalisering van abortus tijdens het eerste trimester van de zwangerschap (Roe versus Wade, 1973).

Het conservatief christelijke antwoord kon niet uitblijven. Aangevoerd door charismatische en energieke personen als de protestantse televisie-evangelisten Jerry Falwell en Pat Robertson en de schrijfster en politiek activiste Phyllis Schlafly, namen conservatieve activisten de verdediging van de traditionele waarden op zich. Zij bevestigden de autoriteit van de bijbel op alle terreinen van het leven, de noodzaak van het geloof in Jezus Christus en het belang van bijbelse waarden in de seksuele relaties en het huwelijksleven. Het onderscheid tussen Falwell, Robertson en Schlafly en andere christelijke woordvoerders is dat christelijk rechts een sterke band legt tussen de traditionele christelijke waarden en beelden van een eenvoudig maar goed leven in de kleine steden van het Amerika uit het verleden.


De aanhangers van christelijk rechts

Christelijk rechts is vooral aantrekkelijk voor mensen uit specifieke groepen en categorieën. Tijdens het grootste gedeelte van de twintigste eeuw was het vooral populair in rurale gebieden. De volgelingen waren minder goed opgeleid, hadden een lager inkomen en een lagere beroepsstatus dan de gemiddelde Amerikaan. Dat is evenwel in de voorbije decennia veranderd: jongere categorieën van gelovigen zijn beter opgeleid, hebben een hoger inkomen, zijn ook terug te vinden in beroepen met een hogere status en wonen in toenemende mate in de steden en voorsteden. Deze evolutie heeft gezorgd voor een ommekeer in de evangelische tradities van politieke apathie en steun voor de Democraten. Naarmate meer evangelische christenen tot de middenklasse gaan behoren, vergroten zij hun politieke invloed door hun grotere organisatorische vaardigheden, de inzet van meer vrije tijd en energie, toegang tot netwerken en contacten met regeringsverantwoordelijken en meer informatie. Die sociale veranderingen hebben ook geleid tot de opkomst van een klasse van leiders die voortkomen uit de kringen van geestelijke en politieke activisten. De opwaartse economische en sociale mobiliteit leidde er verder toe dat de volgelingen van christelijk rechts meer eigenbelang zagen in een politiek van ‘minimaal overheidsingrijpen’, een groeiende succesformule voor de Republikeinen. De trek naar de steden en voorsteden zorgde daarenboven voor een rechtstreekse confrontatie met aanvallen op de sociale waarden van hun ruraal en kleinstedelijk verleden. Dit vormde een aanmoediging tot politiek engagement.

De opkomst van een generatie van nieuwe geestelijke leiders van christelijk rechts leidde ook tot grote veranderingen in de aard van hun kerken. In de VS spreekt men over church planting. Daarmee wordt bedoeld dat de zogenaamde ‘superkerken’ zoals de Thomas Road baptistenkerk van Jerry Falwell een brede waaier van functies gingen opnemen en zich ontwikkelden tot het religieus equivalent van een grote onderneming. De seminaries vormden beter opgeleide predikanten die initiatieven namen op het gebied van onderwijs, dagopvang en geestelijke gezondheidszorg. Deze evolutie van de kerk van een plaats voor de eredienst tot een leverancier van sociale diensten, betekende dat men zich moest schikken naar overheidsreglementeringen op het gebied van ruimtelijke ordening, onderwijswetgeving, normen voor verzorgingsinstellingen, minimumlonen en arbeidsvoorwaarden. Om zichzelf daartegen te beschermen, werden de predikanten van christelijke rechts politiek actiever. Maar een sociale beweging kan haar eisen enkel politiek vertalen als ze toegang heeft tot politieke leiders die met die beweging sympathiseren en als ze organisatorische machtsmiddelen kan inzetten. De lokale kerken vertegenwoordigden een grote potentiële politieke macht en ze gingen bondgenootschappen sluiten met organisaties die hun politieke eisen op nationaal vlak konden laten horen. De televisie-evangelisten hadden rechtstreeks contact met de kijkers en ze konden een beroep doen op mailing lists met miljoenen namen. Jerry Falwell had zijn Old Time Gospel Hour, de Christian Voice was verbonden met het Christian Broadcasting netwerk van Pat Robertson en de woordvoerder van de Ronde Tafel (van christelijke kerken, nvdr) had een eigen nationaal programma.

Vandaag zijn de aanhangers van christelijk rechts veeleer welstellende mensen of bewoners van de voorsteden die sociaal-economisch in de lift zitten. Ze zijn lid van snel groeiende evangelisch-protestantse, charismatische of fundamentalistische kerken. De gematigde liberaal-protestantse kerken zoals de presbyteriaanse kerk of de Verenigde Kerk van Christus verliezen veel leden.


De vier pijlers van de wereldvisie van christelijk rechts

De leden van de conservatieve kerken delen het geloof in een aantal waarheden.
Zo zijn zij zijn ervan overtuigd dat er naast de absolute wiskundige zekerheden ook absolute morele zekerheden zijn. Volgens hen gaat het hierbij om veel van de oudste en diepste waarheden van de westerse cultuur, zoals de onveranderlijkheid van de seksuele identiteit en van de rol van man en vrouw, de wenselijkheid van het kapitalisme, het belang van hard werken en de onaantastbaarheid van het ongeboren leven. Deze absolute morele normen bestaan en zijn voor iedereen die dat echt wil en eerlijk zoekt ook gemakkelijk te vinden.
Verder geloven de conservatieve kerken dat metafysica, moraal, politiek en wereldse normen op een continuüm staan. Opvattingen en ideeën over belangrijke zaken als de natuur van het heelal beïnvloeden onvermijdelijk minder belangrijke dingen als de manier waarop een persoon zich in het dagelijks leven verkiest te gedragen. Wat iemand over de natuur van God gelooft, beïnvloedt onvermijdelijk zijn bereidheid om al dan niet geld in een parkeermeter te stoppen als er weinig kans bestaat op politiecontrole. In tegenstelling tot doorsnee protestanten die beïnvloed zijn door de Verlichting, geloven de aanhangers van christelijk rechts niet dat het mogelijk is een onderscheid te maken tussen de publieke en de privé-sfeer van het leven. Er zijn redenen om aan te nemen dat zij zich precies hierom afkeerden van de vroegere president Jimmy Carter; die had gezegd dat abortus in de publieke sfeer wettelijke bescherming moest hebben, zelfs al zou hij het in zijn privé-leven of in dat van zijn familie nooit goedkeuren.
Christelijk rechts gelooft ook dat de overheid deugdzaam gedrag moet bevorderen en niet te veel moet tussenkomen in de markt of op de werkplaats. Christelijk rechts kan niet begrijpen dat de verdedigers van de seculiere cultuur aarzelen om kinderen een strakke leiding te geven inzake seksualiteit, waarachtigheid, eerlijkheid en patriottisme en dat zij tegelijk voorstanders zijn van een uitgebreide overheidstussenkomst in de economie. De aanhangers vragen zich af waarom gewetensvolle, gezagsgetrouwe en hard werkende burgers moeten lijden onder een overdaad aan overheidsregulering. Waarom moet de onverantwoordelijke, luie en onpatriottische burger door diezelfde overheid beloond worden?
Ten slotte gelooft christelijk rechts dat alle succesvolle samenlevingen slechts goed kunnen werken op basis van gemeenschappelijke uitgangspunten. Tijdens het grootste deel van de geschiedenis was de westerse joods-christelijke traditie voor de VS een goede basis en het heeft geen zin deze traditie te ondermijnen door ‘vreemde’ uitgangspunten toe te laten. Het gaat niet zozeer om wat toegelaten is, maar vooral om wat gelegitimeerd of goed gevonden wordt. De meeste aanhangers van christelijk rechts vinden dat er een verschil is tussen toelaten dat dissidenten ongestoord kunnen leven en zeggen dat elk stelsel van waarden en normen even goed of even functioneel is.


De opbouw van intellectueel aanzien

Na de Tweede Wereldoorlog kende politiek rechts in de VS vier imagoproblemen die het beletten een succesvolle politieke beweging te zijn. Het werd gezien als een selecte club voor de rijken, het werd verscheurd door interne twisten, het werd beschouwd als een veilig toevluchtsoord voor racisten en het tolereerde een reeks van samenzweringstheoretici waarvan sommigen antisemitisch waren. In het midden van de jaren 1950 begonnen de conservatieve rooms-katholiek William Buckley en een groep intellectuele medestanders van de Old Right aan een poging tot rehabilitatie en herstel van invloed. Zij maakten daarbij gebruik van de National Review, een magazine dat door Buckley geleid werd. Zij stonden bekend als de ‘fusionisten’ en streefden naar het terugdringen van de welvaartsstaat van Franklin D. Roosevelt. Hun ideeëngoed was een mengeling van economisch liberalisme, sociaal traditionalisme en militant anticommunisme. Wat die drie elementen bindt, is het geloof dat de Amerikaanse samenleving op alle niveaus een natuurlijke orde kent. Die natuurlijke harmonie is zelfregulerend en wordt enkel verstoord door de verkeerde ideeën en beleidsmaatregelen die vooral de liberale elites in de regering, de media en de universiteiten propageren.

De opbouw van een serieuze intellectuele infrastructuur voor rechts begon in de jaren 1970 en bereikte een hoogtepunt in de jaren 1980. Voorbeelden van nationale bekende denktanks zijn de Heritage Foundation voor conservatieve zakenlieden en ondernemers, het Cato Institute voor libertaire verdedigers van de vrije markt en de Free Congress Foundation voor christelijk rechts. Rechts wilde zijn invloed vergroten in de Republikeinse Partij en in het hele land. Aan het einde van de jaren 1970 formuleerde een groep conservatieve strategen die actief geweest waren bij de mislukte presidentscampagne van Barry Goldwater in 1964, een politieke agenda die opgebouwd was rond de ‘familiewaarden’. Die klonk heel aantrekkelijk voor de traditionele conservatieven bij de Republikeinen en voor de groeiende groep van evangelische christenen. De coalitie begon vorm te krijgen in 1979, toen Robert Billings van de Nationale Raad voor Christelijke Actie de opkomende televisiester Jerry Falwell in contact bracht met belangrijke activisten en organisatoren van conservatief Amerika. Zij wilden de discussie over abortus aangrijpen om sociaal-conservatieve traditionalisten los te weken van de Democratische Partij. Falwell suggereerde het idee van een Moral Majority en bracht structuur in de beweging, die bekend werd als de New Right. Dit Nieuw Rechts bouwde een conservatieve electorale basis uit, lanceerde een culturele oorlog en veroverde de Republikeinse Partij.

Na de ineenstorting van het communisme in de Sovjet-Unie en Oost-Europa begonnen militante anticommunisten hun peilen op big government te richten. Zij viseerden de bureaucratisch regulering, het liberaal geïnspireerde collectivisme en het goddeloos seculiere humanisme in de VS zelf. Tegelijk begonnen de neoconservatieven van zich te doen spreken als nieuwe partner in de conservatieve coalitie. Deze ‘neocons’ waren vroeger liberaal, steunden daarna de Koude Oorlog in de strijd tegen het communisme en verlegden hun terrein vervolgens naar wat zij beschouwden als de nieuwe dreiging van het globale terrorisme. Zij steunen een agressief Israëlisch beleid in het Midden-Oosten en staan wantrouwig tegenover islamitische militanten. Zij verdedigen de stelling dat de VS moet streven naar de economische wereldheerschappij. Zij zijn voorstanders van preventieve en unilaterale militaire interventies. De neocons kregen veel invloed op het Amerikaans buitenlands beleid na 11 september 2001. Voor christelijk rechts werd Bush de door God gestuurde messianistische held.

De neocons vormden front met christelijk rechts voor de verdediging van traditionele morele waarden. Dat resulteerde in een reeks aanvallen op centra voor gezinsplanning en abortus en in aanvallen op de feministische en de homobeweging. Zij streven ernaar in de hoogste rechtbanken van de staten en van de federatie, dus ook in het Hooggerechtshof van de VS, ultraconservatieve rechters te laten benoemen. Zij voeren een handige campagne en vermengen de terechte angst voor een economische en sociale crisis met het verzet tegen de erosie van traditionele mannelijke privileges. Politiek rechts viseert bepaalde groepen en zoekt zondebokken in criminele immigranten en werkonwilligen die profiteren van de sociale uitkeringen.


Tegen inkomensherverdeling en armoedebestrijding

In het rijkste land van de wereld leeft een op vier kinderen in armoede. In tegenstelling tot de retorische beweringen van christelijk rechts sijpelt de rijkdom uiteindelijk niet door tot bij de armen. In feite vindt rijkdom stroomopwaarts zijn weg tot in de zakken van de rijken. Er is helemaal geen sprake van de mythische Amerikaanse Droom voor de meeste burgers, wel van het succesverhaal van de calvinistische ethiek voor een minderheid van de Amerikanen. Het vermogen van de rijkste een procent van de Amerikaanse families is bijna even groot als dat van de eerste 95 procent van de vermogensladder. Toch blijven rechtse populisten ontkennen dat wijzigingen in de belastingwetgeving en andere economische overheidsinitiatieven tijdens de jaren 1980 en 1990 vooral ten goede zijn gekomen aan de hogere inkomensgroepen en de ongelijkheid hebben doen toenemen. Deze initiatieven werden voorgesteld als hervormingen die de ‘belastingdiefstal’ door een corrupte en onbekwame overheid moesten stoppen.

Belastingverminderingen leiden elke keer weer tot een daling van de budgetten voor hulp aan lage-inkomensgroepen, programma’s voor de bestrijding van discriminatie en milieubescherming. Federale middelen worden afgeleid naar militaire uitgaven en naar diverse antiterroristische en nationale veiligheidsprogramma’s, die een ernstige aantasting van de burgerlijke vrijheden betekenen. In de federale begroting dalen de inkomsten door belastingvermindering voor bedrijven en rijzen de militaire uitgaven de pan uit; bijgevolg is er minder geld voor de sociale zekerheid en het onderhoud van de openbare infrastructuur. Het ‘mededogend conservatisme’ van president Bush komt neer op een overheid die terzelfder tijd magerder en gemener tegenover de armen en zwakken geworden is. Bij religieus rechts groeit de hebzucht en daalt de zin voor rechtvaardigheid en we kunnen ons afvragen hoe christelijk dat ‘christelijk rechts’ nog wel is.


Een vaste stek in de huidige regering

De groeiende invloed van religieus rechts werd in de hand gewerkt door de goede relaties met invloedrijke conservatieven uit regeringskringen. Neoconservatieve intellectuelen, waaronder veel joden, lijken misschien niet meteen bondgenoten van rechtse christenen, maar toch zijn er heel wat raakvlakken. Zij vinden elkaar in hun steun voor Israël, beter gezegd voor de visie van Likoed op Israëls toekomst en belangen. De steun van religieus rechts voor Israël gaat terug tot de beginjaren van de beweging op het einde van de jaren 1970, maar is sindsdien sterk toegenomen. In 2002 groeide de jaarbijeenkomst van de Christelijke Coalitie uit tot een openlijke steunmanifestatie voor Israël. Ralph Reed en de rabbijn Yechiel Eckstein richtten onlangs Stand for Israël op. In hun media klinkt de steun voor de harde Israëlische lijn en de kritiek op de Palestijnen alsmaar luider. De steun voor Israël wordt gezien als een uitdrukking van Amerika’s medewerking met de goddelijke voorzienigheid. John Hagee, een van de auteurs van christelijk rechts, schrijft: “Israël is het enige land ter wereld dat door een beslissing van God ontstaan is en Hij heeft gezworen zijn heilige stad Jeruzalem te verdedigen. Als God zelf Israël geschapen heeft en verdedigt, dan vechten de landen die tegen Israël vechten ook tegen God.” Op een recente vergadering van de Christelijke Coalitie suggereerde een van de sprekers zelfs dat de aanvallen van 11 september een straf van God waren voor de zwakke steun van de VS voor Israël.

De religieuze vervolging van christenen en joden is een ander thema dat christelijk rechts en de neocons bij elkaar brengt. Michael Horowitz van het Hudson Institute en Nina Shea van het Puebla Institute hebben bij de evangelische christenen de belangstelling voor godsdienstvervolging gewekt. Elliott Abrams publiceerde regelmatig over deze kwestie. Hij werd lid van de commissie die werd opgericht als gevolg van de wet op de religieuze vrijheid in de wereld (International Religious Freedom Act) uit 1998 en bracht het daarna tot voorzitter. Hij is nu bevoegd voor kwesties in verband met mensenrechten in het Midden-Oosten in de Nationale Veiligheidsraad.

In 1997 zag het project ‘Voor een Nieuwe Amerikaanse Eeuw’ het levenslicht. Het verenigde conservatieve leiders in een oproep voor een meer agressieve Amerikaanse buitenlandse politiek, met inbegrip van krachtdadige actie tegen Irak en Saddam Hoessein. In het Manifest lezen we: “Een Reaganesk beleid van militaire kracht en morele duidelijkheid is vandaag misschien niet meer modieus. Maar het is nodig opdat de VS zou voortbouwen op de successen van de voorbije eeuw en zijn veiligheid en aanzien in de volgende eeuw kan waarborgen.” Bij de 25 ondertekenaars vinden we leidende conservatieven en toekomstige personaliteiten uit de regering Bush, waaronder Eliott Abrams, Dick Cheney, Frank Gaffney, Donald Rumsfeld en Paul Wolfowitz.

Een sympathiserende president, een sterke electorale basis en banden met leidende neoconservatieven in de regering, al deze factoren verzekeren de invloed van christelijk rechts op het buitenlands beleid van de VS, met inbegrip van een militant unilateralisme en onvoorwaardelijke steun aan Israël. Rechts werd beloond met talrijke benoemingen in delegaties voor conferenties van de Verenigde Naties. De internationale agenda van rechts wordt ondersteund door regeringsmaatregelen en door het gebruik van religieus gekleurde taal door de president om zijn beleid te rechtvaardigen. Maar religieus rechts domineert niet alleen het buitenlands beleid, het is ook aanwezig op sleutelposities op Buitenlandse Zaken en Defensie. Het zorgt voor brede steun bij de bevolking voor de unilateralistische krachten die vandaag het buitenlands beleid van de VS domineren.


De internationale agenda van christelijk rechts

Christelijk rechts heeft ook zijn verzet bijgeschaafd tegen internationale economische akkoorden zoals die van de Wereldhandelsorganisatie en het Noord-Amerikaans Vrijhandelsverdrag NAFTA. De regering Bush had geen problemen met het afwijzen van internationale verplichtingen, maar de grote bedrijven die deze regering steunen, zijn geen voorstanders van een eenzijdige afwijzing van de huidige neoliberale economische orde. De weerstand van christelijk rechts tegen de globalisering kon een gevaar vormen voor het ondernemingsvriendelijke klimaat in de internationale economische instellingen. Dat gevaar was reëel in de jaren 1990, toen delen van christelijk rechts openlijk campagne voerden tegen NAFTA, het toekennen van de bevoegdheid aan de president om de WTO-akkoorden te ondertekenen en het toekennen van de status van meest begunstigde handelspartner aan China. Groepen zoals Eagle Forum, Concerned Women for America en Family Research Council stonden toen tegenover de leiders van de Republikeinse Partij en normale bondgenoten zoals Heritage Foundation. Maar de oorlog tegen het terrorisme, de oorlog in Irak en de uitbuiting van de aanslagen van 11 september door de regering Bush hebben de aandacht afgeleid van economische vraagstukken die rechts mogelijk kunnen verdelen.

De spanningen tussen christelijk rechts en zijn binnenlandse bondgenoten hebben ook een weerslag buiten de VS. De voorbije jaren hebben delen van christelijk rechts geprobeerd een internationale sociaal-conservatieve alliantie op te bouwen. Met steun van evangelische christenen, het Vaticaan en zelfs sommige islamitische groepen wordt campagne gevoerd tegen het toekennen van gelijke rechten aan homoseksuelen, geboorteplanning en vooral tegen het feminisme. De bekendste expressie hiervan is het World Congress of Families, het Wereldcongres van het Gezin, met groepen uit verschillende religies die zich uitspreken voor de verdediging van de ‘natuurlijke familie’. De sociaal-conservatieve alliantie heeft in de VN van zich doen spreken en gebruikt daarbij ironisch genoeg soms progressief klinkende argumenten, zoals het recht van ontwikkelingslanden om zich te verzetten tegen de inmenging van westerse feministen en de internationale instellingen die onder hun controle zouden staan.

Deze internationale coalitie is altijd wat instabiel. Een groot deel van het voetvolk van religieus rechts heeft het niet zo begrepen op samenwerking met Rome, laat staan met met islamitische groepen. De meeste nationale vertegenwoordigingen in het Wereldcongres komen uit het kamp van Amerikaans religieus rechts. Gezien hun militant nationalisme en geloof in de ‘bevrijdende en verlossende’ missie van de VS, wekt het geen verbazing dat velen onder hen wantrouwig blijven staan tegenover het afsluiten van internationale coalities. De oorlog tegen het terrorisme en Irak hebben dat nationalisme nog versterkt en maken het vinden van buitenlandse bondgenoten nog moeilijker, vooral dan bij de islamitische groepen.

Het ‘progressieve internationalisme’, waarbij de internationale instellingen worden gebruikt om evenwichtige economische ontwikkeling te bevorderen en geen neoliberalisme, stelt christelijk rechts voor grote problemen. Weinig potentiële bondgenoten in andere delen van de wereld waarderen het Amerikaanse nationalisme en steunen veeleer de VN. Daarenboven wordt in een progressief internationaal project de reële tegenstelling zichtbaar tussen het neoliberalisme van de huidige VS-regering waarmee christelijk rechts verbonden is en de economische belangen van mogelijke bondgenoten in de ontwikkelingslanden die christelijk rechts graag voor zijn sociaal-conservatief programma zou winnen.


Nogmaals de economische agenda

Het grootste deel van de ‘bijbelse’ economische agenda van christelijk rechts is gebaseerd op de bestseller America’s Providential History (vrij vertaald: Amerika’s door de Goddelijke Voorzienigheid geïnspireerde geschiedenis – noot van de vertaler). De auteurs Mark Beliles en Stephen Mc Dowell zijn lid van de conservatieve denktank Heritage Foundation. Hun boek leest als een blauwdruk voor het sociaal, economisch en milieubeleid van Bush: belastingverminderingen, de welzijnsvoorzieningen en armoedebestrijding aan de kerken overlaten, de individuele rijkdom verhogen en de natuurlijke rijkdommen plunderen.

Belastingverminderingen waren een topprioriteit voor de eerste regering Bush. Deze zomer rapporteerde de budgetdienst van het Amerikaanse parlement dat die belastingverminderingen sterk in het voordeel werken van de hoogste inkomensgroepen. Volgens Beliles en Mc Dowell zijn de meeste belastingen onbijbels en moeten zij dus afgeschaft worden. In augustus 2004 publiceerde Dennis Hastert, de Republikeinse voorzitter van het Huis van Afgevaardigden, een boek waarin hij de afschaffing van de huidige Amerikaanse belastingadministratie verdedigt. Het huidige (min of meer progressieve, nvdr) stelsel wil Hastert vervangen door een zogenaamde flat tax (een gelijk belastingpercentage voor alle gezinnen, ongeacht de hoogte van het inkomen, nvdr) of door een nationale omzetbelasting of een belasting op de toegevoegde waarde. We kunnen ons afvragen of het voorstel van Hastert in overeenstemming is met de bijbelse criteria van Beliles en Mc Dowell. De voorgestelde belastingen hebben in elk geval als gemeenschappelijk kenmerk dat zij vooral de hogere inkomens ten goede komen.

In America’s Providential History lezen we dat “de bijbel duidelijk stelt dat de Goddelijke Voorzienigheid en niet de staat voor de mens zorgt, zodat de individuele caritas moet instaan voor de zorg voor behoeftige personen.” Een sleutelelement in het beleid van Bush was ook dat de welzijnsvoorzieningen moesten worden overgenomen door religieus geïnspireerde initiatieven. Deze Faith Based Initiatives zijn tot nu toe evenwel geen succes gebleken. Het is ook betekenisvol dat het Texaanse Platform van Republikeinen in 2004 nog opriep tot een aanzienlijke beperking van de federale regering en administratie en tot de afschaffing van de ministeries van Huisvesting en Stedelijke Ontwikkeling en Onderwijs.

De Washington Post brengt regelmatig verslag uit over relatief onopvallende initiatieven van de regering Bush om de regulerende bevoegdheden van de overheid te beperken. Diezelfde regering en de woordvoerder of leden van christelijk rechts in het parlement hebben de oorlog verklaard aan het leefmilieu en het Agentschap voor Milieubescherming volgestouwd met lobbyisten uit het bedrijfsleven. Voor religieus rechts schijnt dat eenvoudig een deel van Gods plan te zijn.

Uiteindelijk is het volgens America’s Providential History ook de bedoeling van God dat ‘bijbelvaste christenen’ de controle over de Amerikaanse regering overnemen, zodat de VS het eerste echt christelijke land in de wereld wordt, de keten van goddelijk geïnspireerde gebeurtenissen en maatregelen kan voortzetten en “van de andere landen leerlingen maken.” Het wordt interessant om te zien hoe dat onder de nieuwe regering van G.W.Bush verder zal verlopen!

John Dick was staflid van het Europees Centrum voor Ethiek van de Katholieke
Universiteit Leuven, hoofdredacteur van Ethical Perspectives en titularis van de leerstoel voor de studie van religie en waarden in de Verenigde Staten. Hij is nu visiting professor voor historische theologie aan de St. Michaels-universiteit in Vermont (VS). Daarnaast leidt hij het studie- en documentatiecentrum Libisma en publiceert hij regelmatig in het weekblad Tertio.
jad.louvain@chello.be (Vertaling: Emiel Vervliet)

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.