Dossier: 

‘Je moet meester zijn in het luchtruim’

‘Om je militaire belang te meten, mag je de capaciteiten van land-, zee- en luchtmacht niet zomaar optellen’, zegt Jo Coelmont, brigadegeneraal en defensie-expert bij het Koninklijk Instituut voor Internationale Betrekkingen. ‘Het is geen som maar een vermenigvuldiging. Als één factor nul is, dan is het totaal nul. Zonder luchtsteun ben je niets. Besluit: België moet investeren in nieuwe gevechtsvliegtuigen.’

  • RV Jo Coelmont: 'In Europa zijn gevechtsvliegtuigen op dit ogenblik een onmisbaar instrument.' RV

Veertig jaar geleden begon Jo Coelmont zijn loopbaan bij de luchtmacht van het Belgische leger. Hij is letterlijk grootgeworden met de F16.

In 2008 ging Coelmont met pensioen, nadat hij zes jaar lang als brigadegeneraal de Belgische vertegenwoordiger was bij het militair comité van de Europese Unie. Coelmont kent dus het diplomatieke reilen en zeilen van de Europese defensie van binnenuit. MO* sprak met de expert over het belangrijkste militaire aankoopdossier van de volgende federale regering: de opvolging van de F16. 

Heeft België anno 2014 nog wel nood aan nieuwe gevechtsvliegtuigen?

Jo Coelmont: De voornaamste vraag die we moeten stellen is: wat willen we doen met onze defensie? We moeten ons realiseren dat de geopolitieke context veranderd is. De VS zijn niet meer alleen; China, India en Rusland zijn opkomende machten.

In de geschiedenis hebben periodes van machtsverschuivingen altijd aanleiding gegeven tot een reeks van oorlogen. De les die we telkens hebben geleerd, is dat meer internationale samenwerking de oplossing is, op regionaal en vandaag zelfs op mondiaal vlak. Van Europa wordt verwacht dat zij optreedt als een security provider: een partij die in staat is om op een autonome manier hulp te bieden bij de beheersing van die conflicten.

Dat hoeft toch niet altijd met militaire middelen? Chequeboekdiplomatie of het aanbieden van een lidmaatschapsperspectief zijn soms efficiënter.

Jo Coelmont: Zoals we in Joegoslavië gezien hebben, helpt diplomatie niet altijd. Soms moet je terugvallen op militaire interventie. We hebben de verantwoordelijkheid om te beschermen, R2P in het jargon. Voor Europa slaat dat op onze onmiddellijke én iets verdere omgeving.

De boodschap die we nu krijgen van de VS is: “Beste vrienden, soms zal je het alleen moeten doen in crisismanagement-operaties.” Daar zijn nu al zeer duidelijke voortekenen van: Libië, Mali, de Centraal Afrikaanse Republiek… En zo zal het verdergaan, vrees ik. En dus moeten we in staat zijn zelf in te staan voor het crisisbeheer. Om tot een oplossing te komen, is soms het militaire apparaat als katalysator nodig.

Felicitaties voor België 

België is niet bepaald voorstander van boots on the ground.

Jo Coelmont: Geen enkel land is nu nog voorstander van een langdurige militaire interventie met veel boots on the ground. Dat is ook niet de beste manier om aan crisismanagement te doen. Wat wil men tegenwoordig? Quick in, zo vlug mogelijk de brand blussen bij het begin. En daarna quick out. Dat betekent wel dat de strategische capaciteiten van essentieel belang zijn: inlichtingen en precisiewapens om collateral damage te vermijden. In dat scenario zijn gevechtsvliegtuigen op dit ogenblik een onmisbaar instrument. Het is van uiterst groot belang dat we die capaciteit hebben in Europa.

Maar moet België er dan ook per se hebben?

Jo Coelmont: Ik ben zeer fier als militair als ik terugkijk op de bijdrage die ons land de laatste decennia heeft geleverd aan crisisoperaties in het kader van de VN, EU en NAVO. Telkens ik troepen op het terrein bezocht, kreeg België felicitaties. We waren uitgerust om onze job te doen, met al onze middelen: land, marine én lucht. Telkens de regering tot het politieke besluit komt dat een operatie gerechtvaardigd is – en ik vrees dat dat in de toekomst meer en meer in Europese context zal zijn – moet defensie kunnen deelnemen met betekenisvolle middelen. Zo niet gaat het om weggegooid geld.

Voor evacuaties, humanitaire hulp en vredeshandhaving heb je toch geen gevechtsvliegtuigen nodig?

Jo Coelmont: Toch wel, zelfs bij humanitaire operaties moet je zorgen dat je meester bent in het luchtruim. Idem voor evacuaties uit een haven of een luchthaven.

Haalbaar en betaalbaar

Zou België de aankoop van dure vliegtuigen niet best overlaten aan rijkere landen?

Jo Coelmont: België staat op zowat de twintigste plaats van de grote industrieën. Wij zijn een van de rijkste landen ter wereld als je het inkomen per hoofd in rekening brengt. Als wij Belgen niet meer kunnen instappen in vliegtuigen, wie moet het dan wel doen? Denemarken niet. Oostenrijk niet. Zweden niet. Spanje niet. En alle andere landen die industrieel kleiner zijn dan België evenmin.

Stelt u het nu niet te makkelijk voor? We spreken wel over een aankoopdossier van vier tot zes miljard euro.

Jo Coelmont: Mijn betoog is: het is géén financieel  probleem, wel een financieringvraagstuk dat kan opgelost door een globaal investeringsplan uit te werken op lange termijn met een spreiding van alle grote investeringen over meerdere decennia.  Waarom niet over de totale levensduur van een bijvoorbeeld een vliegtuig of een marinevaartuig? Of we nu de vliegtuigen kopen of niet, het defensiebudget gaat stijgen noch dalen. Europese lidstaten geven gemiddeld 1,5 procent van hun bnp aan defensie uit. België zit –samen met Duitsland – op 1 procent. België zal sowieso geld uitgeven aan defensie. Het komt er dus op aan een zo goed mogelijke keuze te maken. Ik zeg dan: zorg dat je in heel het gamma –land, zee, lucht– kunt deelnemen, en dat je een gevechtsvliegtuig hebt dat haalbaar en betaalbaar is.

Voorstanders van gevechtsvliegtuigen schermen met het argument dat België zonder die luchtcapaciteit niet au sérieux genomen zou worden op internationaal vlak. Klopt dat wel?

Jo Coelmont: Absoluut. Het gaat niet op om je militaire capaciteiten (lucht, land, zee) op te tellen om je invloed te meten. Het is geen som maar een vermenigvuldiging. Als één factor nul is, dan is het totaal nul. Als je in bepaalde operaties geen goede luchtbescherming hebt, is het nettoresultaat nul.

We mogen in België niet provinciaal beginnen denken. Het is alsof je burgemeester bent van een gemeente, en je bent voorstander van een eengemaakte brandweer die de helft van de provincie zal dekken. En je bent zelf een van de rijkste gemeentes van die provincie. Je levert de busjes voor de pompiers. Maar zelf deelnemen aan de brandbestrijding? Dat zie je niet zitten. Dat provinciaal denken moet eruit. We moeten komen tot werkelijke solidariteit.

En hoe kan België die solidariteit betalen?

Jo Coelmont: Het gaat om systemen die we in internationaal verband verwerven en  die  dertig tot vijftig jaar meegaan. De kosten kunnen gespreid worden en beduidend gereduceerd worden over heel die periode via internationale samenwerking –dat was bij de aankoop van de F16’s en van fregatten ook zo. Verder zijn een aantal punten van belang. Hoe kunnen we in de toekomst de exploitatie nog goedkoper en veiliger maken? En hoe zorgen we dat de toestellen steeds aangepast blijven aan nieuwe uitdagingen? Kunnen we het samen met minder toestellen doen? Het is de internationale solidariteit die maakt dat het betaalbaar blijft.

Waarom zou België niet specialiseren in pakweg luchttransport?

Jo Coelmont: België heeft zeven A400M-transportvliegtuigen gekocht. Daarmee kunnen we onze eigen Belgische troepen vervoeren. Andere landen doen dit ook. In Europa staat de teller nu op zowat 160 toestellen A400M. Indien wij willen specialiseren in luchttransport –  en daarin een betekenisvolle rol willen vervullen -  – dan zouden wij extra A400M’s moeten kopen, pakweg zo’n veertigtal. Kostprijs? Evenveel als zestig JSF’s. Een A400M kost immers meer dan een gevechtsvliegtuig. Dat moet men zeer goed overwegen. Bovendien, het tekort op Europees vlak situeert zich eerder op de Wide Bodies, type C17 en dat spreken over een nog duurdere prijsklasse. Niet vergeten, voor luchttransport zijn er commerciële alternatieven. Niet zo voor gevechtvliegtuigen. Zijn er te veel militaire toestellen in Europa? Ja. Zijn er te veel gevechtsvliegtuigen die we nodig hebben in de moderne opvatting van crisismanagement, met hoge eisen inzake chirurgicaal tussenkomen en het vermijden van collateral damage? Neen. Daaraan hebben we juist een tekort.

‘Timing is belangrijk’

Defensieminister De Crem spreekt van veertig nieuwe toestellen. Van waar komt dat cijfer?

Jo Coelmont: Laten we ons daar niet op vastpinnen. Eerst moet je met partners gaan praten. Hoe meer partners je hebt, des te meer samenwerkingsverbanden je kan uitwerken. Op basis daarvan kan je afleiden wie hoeveel toestellen koopt.

Praat defensie nu reeds met potentiële partnerlanden?

Jo Coelmont: Zij die de dossiers voorbereiden, onderzoeken al die elementen, zonder beslissingen of deelbeslissingen te nemen. Het dossier moet zo rijk mogelijk zijn, in die zin dat op elke vraag een antwoord moet komen.

Onder meer de sp.a en de PS kanten zich alvast tegen de aankoop van nieuwe gevechtsvliegtuigen. Hoe realistisch is het dan nog dat de volgende regering die aankoop toch doordrukt?

Jo Coelmont: In dit dossier is timing belangrijk. Het voorbereidende technische dossier (dat defensie intern opstelt, kc) is nog niet af, de politieke besluitvorming nog niet aangevat. Dit ís een belangrijk dossier –ook politiek. Gaan wij in diezelfde geloofwaardige richting van solide partner die we zijn ingeslagen sinds WOII?

Wanneer moet het voorbereidende technische dossier klaar zijn?

Jo Coelmont: Het is geen kwestie van weken of maanden, maar we mogen er ook geen jaren meer mee wachten.

Moet het klaar liggen bij het begin van de nieuwe legislatuur?

Jo Coelmont: Het zou wijs zijn dat het dossier op dat moment technisch ver gevorderd  is. Als de politieke wereld dan nog bijkomende vragen heeft, kan dat nog altijd. Als ze tijd nodig heeft om tot de finale besluitvorming over te gaan, kan dat ook nog altijd.

‘Natuurlijk wordt er gelobbyd’

Verschillende opties liggen op tafel: de Rafale, de Joint Strike Fighter, de Gripen, de Eurofighter en de F18. Zijn die aan mekaar gewaagd?

Jo Coelmont: Daar ga ik mij niet over uitspreken. Stel dat technisch dossier op, kijk welke samenwerkingsverbanden mogelijk zijn, en neem dan je besluit. Dit is een zeer complex gebeuren. Het is niet iets waar vier-vijf personen aan werken. Het is iets waar teams van personen zich gedurende meer dan een jaar over buigen, om zo objectief mogelijk naar buiten te komen. Ik kan als buitenstaander toch niet zeggen welk het beste is? Ik hou me ver van de positie dat de beste stuurlui aan wal staan. Wel stel ik vast dat het dossier met veel ernst wordt voorbereid, en dat de lessons learnt uit het verleden rigoureus worden toegepast.

Hoe wordt er gelobbyd in dit dossier?

Jo Coelmont: Het is niet zo dat de lobbyist uit zichzelf naar defensie stapt met mooie verhalen. Dit zou sowieso weinig opleveren. Het is veeleer omgekeerd: het is defensie dat gerichte vragen stelt. De antwoorden kunnen vervolgens weer nieuwe vragen genereren.

Zegt u nu dat in een dossier van vier miljard euro niet wordt gelobbyd?

Jo Coelmont: Dat zeg ik niet. Ik leg u uit hoe een technisch dossier tot stand komt. Natuurlijk wordt er gelobbyd – evident – en zal er druk zijn, van al degenen die u zich maar kan indenken. Ik zal ze niet opnoemen, om niemand te vergeten of specifiek aan te duiden.

Hoe verloopt dat lobbywerk dan precies? Etentjes? Bedrijfsbezoeken?

Jo Coelmont: Op een bepaald ogenblik zijn  bedrijfsbezoeken  noodzakelijk. Dat staat niet gelijk aan lobbying. Het komt erop aan jezelf te informeren. Daarom ben je nog niet verkocht of schatplichtig aan een onderneming. Ik zou het jammer vinden als degenen die het dossier voorbereiden hun bureau niet zouden uitkomen en alleen maar documenten zouden bestuderen. Uiteraard probeert men te lobbyen. Je kan je daartegen wapenen: “Hier is mijn lijstje met vragen, en die moeten van A tot Z beantwoord worden.” Stel een technisch dossier op en hou je eraan.

Krijgt u als defensie-specialist wel eens uitnodigingen van een bedrijf, dat hoopt om via uw publicaties het dossier te pushen?

Jo Coelmont: Neen. Niet om dit dossier te beïnvloeden.

Return on investment

Wat zou een goede deal zijn voor België inzake economische return?

Jo Coelmont: Ik wil me daarover niet uitlaten, want het zal afhangen van toestel tot toestel. Het beste scenario is dat wij kunnen deelnemen op zoveel mogelijk vlakken – van de fabricage van onderdelen tot en met het onderhoud – en dat we er technologisch gezien iets aan hebben. Technologietransfer dus, zodat we zelf kunnen bijleren en onze plaats kunnen behouden inzake luchtvaartindustrie en –toepassingen voor militaire en civiele aard.

Het element van offset (jargon voor economische return, kc) moet je als volgt zien: indien je aankoopt, geef je geld uit. Het zou dan toch jammer zijn dat je de voordelen laat liggen? Maar het is niet de offset die bepaalt welk toestel je koopt.

De Belgische luchtvaartindustrie redeneert andersom: eerst bereken je de industriële compensaties en vervolgens maak je een keuze.

Jo Coelmont: Dat is hun insteek, dat is hun volste recht.

Een politicus denkt toch ook in termen van werkgelegenheid?

Jo Coelmont: Dat moet ook. Het zou jammer zijn je naïef op te stellen, want dan laat je deze offset aan anderen over. En dat terwijl wij in België een luchtvaart- en veiligheidsindustrie hebben.

Waarom was de F16 vanuit economisch perspectief zo’n uitstekende keuze?

Jo Coelmont: Veel heeft te maken met timing en geluk en… een sterk geïntegreerd internationaal consortium. We hoopten destijds een 800-tal toestellen te produceren, en hadden allemaal een stukje van de productie meegekregen.

Uiteindelijk zijn er duizenden F16’s gemaakt, en telkens bleef die offset maar binnenkomen. Bovendien stelden we vast dat de levensduur van het toestel alsmaar kon verlengd. En we hebben het toestel ook altijd goed opgevolgd, met technische maar ook met militair tactische verbeteringen.  De exploitatiekosten gingen daardoor naar beneden. Dit was in de geschiedenis van de luchtvaart een unicum van samenvallende omstandigheden. Vandaar kunnen we zeggen: de F16 heeft zich meer dan terugverdiend. Niets belet om opnieuw uit te kijken naar samenvallende omstandigheden, uniek of iets minder.  

Bedankt voor het gesprek.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.