Hoe Israël Palestijnen uit de Westelijke Jordaanoever verdrijft

“De legerjeeps kwamen aan om zes uur ’s ochtends. Van zodra we de jeeps in de vallei zagen, begonnen we onze bezittingen uit onze huizen te halen. Ze hebben alles vernield: om 9.30u waren ze klaar.” Reeda Nasasreh, een 24-jarige moeder van twee, beschrijft de vernielingen in Khirbet Tana aan Amnesty International. Khirbet Tana is één van de vele dorpjes in “zone C” van de Westelijke Jordaanoever wiens voortbestaan is bedreigd door het Israëlische beleid in de bezette gebieden. Recente maatregelen van het Israëlische leger doen immers de bezorgdheid rijzen dat Israël er bezig is aan een campagne om de Palestijnse bevolking te verdrijven. Niet toevallig zijn daar alle Israëlische nederzettingen gelegen. De maatregelen omvatten discriminatie in ruimtelijke ordening en waterverdeling, en gedongen uitwijzingen door duizenden inwoners als “indringers” te bestempelen.

In juli 2005 vernielden de Israëlische autoriteiten al eens de school, een aantal huizen, stallen en watertanks in Khirbet Tana. De dorpsbewoners bouwden hun gemeenschap opnieuw op. Op 10 januari 2010 vielen Israëlische troepen Khirbet Tana opnieuw binnen. Ze vernielden de huizen van 100 Palestijnen, waaronder 34 kinderen. Ook de dorpsschool en twaalf stallen moesten er opnieuw aan geloven. Ondanks de herhaalde vernielingen zijn de inwoners vastberaden om in hun dorp te blijven wonen. Ze zijn alweer begonnen met de heropbouw.

Um Fuad (76) vertelde aan Amnesty International: “Toen de bulldozers kwamen, was ik kaas aan het maken. De soldaten kwamen allemaal rond me staan. Ik zei tegen hen: ‘Wat willen jullie? Willen jullie misschien ook wat kaas?’ Daarna heb ik snoep uitgedeeld aan de dorpsbewoners en ik zei ‘Laten we vieren, want we gaan weer bouwen!’. En inderdaad, nog voor de bulldozers weg waren hadden we al een tent opgezet.”

Waarom het Israëlische leger bevoegd is voor Palestijnse ruimtelijke ordening

Um Fuad is één van de 150.000 Palestijnen die in Zone C van de Westelijke Jordaanoever – 60% van het hele gebied – zijn overgeleverd aan het Israëlische leger. Dat legt hen zo’n strenge beperkingen op dat hun recht op huisvesting geschonden wordt. Het leger beslist over de toekenning van bouwvergunningen. De meeste aanvragen worden afgewezen. Tussen 2000 en 2007 werd meer dan 94 procent van de Palestijnse bouwaanvragen afgewezen.

De Israëlische autoriteiten dwingen de Palestijnen zo in een onmogelijke positie. Welke keuze ze ook maken, ze lopen het risico dakloos te worden. Als hun bouwaanvraag afgewezen wordt, hebben velen geen andere optie dan hun huis te bouwen zonder officiële vergunning, goed wetend dat hun huis al gauw weer afgebroken kan worden door Israëlische bulldozers. En dat gebeurt steeds meer in Zone C. Dit jaar werden al ten minste 198 Palestijnse structuren in de Westelijke Jordaanoever gesloopt. 300 Palestijnen, de helft van hen kinderen, werden gedwongen verplaatst. Volgens de VN zijn alleen al in 2009, 270 gebouwen in de Westelijke Jordaanoever afgebroken op bevel van de Israëlische autoriteiten. Meer dan 600 Palestijnen zijn dakloos geworden, meer dan de helft van hen kinderen.

Het Israëlische leger is de enige verantwoordelijke voor wat Palestijnen wel of niet kunnen bouwen in het grootste deel van de bezette Westelijke Jordaanoever. Dat geeft het Israëlisch leger de vrije hand om Palestijnen uit die zone te verdrijven. Palestijnen zijn niet vertegenwoordigd in de diensten voor ruimtelijke ordening in Zone C. Palestijnse bewoners hebben zo goed als geen mogelijkheden om bezwaar in te dienen tegen ontruimingen en huisvernietigingen. Ondertussen zijn de Israëlische nederzettingen in diezelfde zone blijven uitbreiden. Palestijnse ontwikkeling wordt zo het slachtoffer van Israëlische ontwikkeling in bezet gebied. Dat is een flagrante schending van het internationaal recht. Amnesty eist dat de bevoegdheid voor ruimtelijke ordening zo snel mogelijk wordt overgedragen van het leger naar de lokale Palestijnse gemeenschappen.

De VN schatten dat 4800 afbraakbevelen hangende zijn. Duizenden mannen, vrouwen en kinderen leven dagelijks met de angst voor het geluid van bulldozers: het geluid dat het einde inluidt van hun huis en hun hoop op een stabiele toekomst. Families krijgen weinig tijd om hun spullen te pakken en hun huis te verlaten. Volgens Israëlische militaire regels worden uitgezette families niet opnieuw gehuisvest en ontvangen ze evenmin schadevergoeding. De bewoners verliezen niet enkel het dak boven hun hoofd, maar ook hun broodwinning. Zij die niet op familie of liefdadigheidsorganisaties kunnen rekenen, worden dakloos en belanden in de armoede.

Wat is Zone A, B en C?
 

In 1967 heeft Israël de Westelijke Jordaanoever, inclusief Oost-Jeruzalem, en de Gazastrook bezet. Van 1967 tot het midden van de jaren ’90 viel de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook onder het gezag van de Israëlische militaire overheid. In 1993 sloten de Israëli’s en de Palestijnen de Oslo-akkoorden. De Westelijke Jordaanoever werd opgedeeld in 3 zones: zone A, B en C.

  • In Zone A kreeg de nieuwe Palestijnse Autoriteit autonomie over veiligheid en civiele aangelegenheden.
  • In Zone B moet de Palestijnse Autoriteit de bevoegdheid over veiligheid delen met het Israëlische leger.
  • In Zone C, 60% van de Westelijke Jordaanoever met naar schatting 150.000 Palestijnse inwoners, behield Israël de volledige controle over veiligheid en ruimtelijke ordening. Palestijnen uit Zone C moeten bouwvergunningen aanvragen bij de ‘civiele administratie’ van het Israëlische leger, een puur bureaucratische aangelegenheid die in meer dan 90% van de aanvragen uitdraait op een weigering. Palestijnen die in Zone A en B wonen, moeten zich richten tot de Palestijnse Autoriteit en krijgen makkelijker bouwvergunningen.
  • Kaart: bekijk een gedetailleerde kaart op www.ochaopt.org/documents/West_Bank_Closure_Map_April_08_web.pdf 
  • Foto’s: bekijk een fotoslideshow van Khirbet Tanaa op www.flickr.com/photos/scarrots/sets/72157624597442003

De Jordaanvallei: een “gesloten militaire zone”

In Jiftlik, in de Jordaanvallei, wonen zo’n 5000 mensen. Vóór het begin van de Israëlische bezetting in 1967 beschikte het dorpje over veel grond. Nu zijn de meeste gronden ontoegankelijk voor de inwoners. In het begin van de jaren ’70 riep het Israëlisch leger de regio uit tot “gesloten militaire zone”. Terwijl de lokale Palestijnse bevolking geen toelating kreeg om er te bouwen, werden de nabijgelegen Israëlische nederzettingen Mekhora en Itamar gebouwd. Palestijnse huizen en stallen voor vee worden systematisch vernield.

Inmiddels is het grootste deel van de Jordaanvallei uitgeroepen tot “gesloten militaire zone” of overgenomen door circa 36 Israëlische nederzettingen. In een “gesloten militaire zone” is het voor Palestijnen verboden om bouwactiviteiten te ontplooien of aan enige vorm van ontwikkeling te doen. Het is duidelijk dat deze zones niet enkel in het leven worden geroepen omwille van veiligheidsredenen, maar om het Palestijnse gemeenschappen onmogelijk te maken zich te handhaven en ontwikkelen in de regio, terwijl 36 Israëlische nederzettingen zich kunnen ontwikkelen.

In 2005 stelden de Israëlische militaire autoriteiten, zonder de bewoners van Jiftlik hierover te raadplegen, een plan op voor het dorp. Het plan bakende de zones af waarin het “toegestaan” werd om te wonen. Zo’n 40 procent van de huizen in het dorp viel buiten die zones. Zelfs in de “toegestane zones” zijn bouwvergunningen vereist voor de bouw van nieuwe huizen en voor de uitbreiding van bestaande gebouwen. Ook deze vergunningen zijn moeilijk te verkrijgen. Gebouwen opgetrokken zonder vergunning kunnen afgebroken worden. Volgens de inwoners zijn in de voorbije jaren afbraakbevelen uitgevaardigd tegen tientallen huizen in Jiftlik. Een dertigtal gebouwen is afgebroken.

Op 19 juli 2010 werden nog 74 huizen en structuren vernietigd in de dorpen Hmayyir en ‘Ein Ghazal in al-Farisiya (Jordaanvallei). 107 mensen, waaronder 52 kinderen, werden dakloos. Onder de vernielde  eigendommen waren woontenten, keukens, sanitair en structuren voor landbouw en veeteelt. Het leger beschadigde ook watertanks, tarwe voor menselijke consumptie en veevoer. De sloop kwam er drie weken nadat het leger militaire bevelschriften had uitgedeeld in het dorp. De bewoners kregen 24 uur om het gebied te verlaten. In tegenstelling tot in vele andere delen van de Jordaanvallei was er in Hmayyir en ‘Ein Ghazal in het verleden nog geen eigendom vernield.

De Jahalin: nergens welkom

De Bedoeïenenstam Jahalin is in de jaren ’50 door de Israëlische autoriteiten gedwongen overgebracht van de Negev-woestijn in Israël naar de Westelijke Jordaanoever. Na de Israëlische bezetting van de Westelijke Jordaanoever legde het Israëlisch leger de seizoensgebonden migratie van de stam aan banden. De Jahalin moesten permanente huizen bouwen in kleine kampen. Nu beweren de Israëlische autoriteiten dat die tenten en hutjes “illegaal” zijn.

De 30 families van de clan wonen Arab al-Jahalin, naast de weg tussen Jeruzalem en Jericho. De kinderen gingen naar school in Anata of in het vluchtelingenkamp Iqbet Jaber, zo’n 15km verderop, en moesten een gevaarlijk weg afleggen langs de Israëlische nederzetting Kfar Adumin. In 2009 is de Abu Dahouk clan, met de hulp van de Italiaanse NGO Ventod i Terra, begonnen aan de bouw van een lokale school. Om de gebouwen af te werken voor het begin van het nieuwe schooljaar werkten de bewoners tot 12 uren per dag en werden 15 plaatselijke arbeiders in dienst genomen.

Op 24 juni 2009 gaven de Israëlische autoriteiten het bevel om de werkzaamheden te stoppen. De gemeenschap negeerde het bevel. In augustus 2009 begonnen 75 kinderen lessen te volgen. In februari 2010 diende de Jahalin-stam een aanvraag in bij het Israëlische Hooggerechtshof. Op 3 maart oordeelde het Hof dat de school open mocht blijven tot 1 juni 2010, maar verwierp het de vraag van de bewoners om de school te “regulariseren” door middel van een bouwvergunning. De school kan elk moment worden afgebroken.

Indringer in je eigen land, illegaal in je eigen huis

In april 2010 vaardigde het Israëlische leger een nieuw bevelschrift uit dat de uitwijzing van Palestijnen uit de bezette Westelijke Jordaanoever kan vergemakkelijken. Militair bevelschrift Nr. 1650 werd op 13 april van kracht. Het geeft een ruimere invulling aan het begrip “indringer”, namelijk iedereen “die de Zone illegaal is binnengekomen of aanwezig is in de Zone zonder te beschikken over een rechtmatige vergunning”. Enkel vergunningen afgeleverd door de commandant van het Israëlische leger in de Westelijke Jordaanoever gelden als “rechtmatige vergunning”.

De definitie van “indringer” is zo vaag dat ze van toepassing kan zijn op bijna elke Palestijn in de Westelijke Jordaanoever. Militaire officieren zullen een verregaande controle hebben over hun uitzetting. Indien een Palestijn wordt aangetroffen zonder vergunning kan hij bijna onmiddellijk worden uitgezet en kan hij zelfs worden onderworpen aan een gevangenisstraf van maximaal zeven jaar. Het leger kan het recht op toetsing van het uitzettingsbevel door een militaire rechter met 8 dagen uitstellen, maar kan de persoon wel al vanaf 72 uur na de aflevering van het bevel uitwijzen.

De definitie is zo ruim dat ook Israëlische kolonisten onder het bevelschrift vallen. De woordvoerder van het Israëlische leger was echter snel om te bevestigen dat de maatregel niet van toepassing is op Israëli’s. Nochtans zijn het deze kolonisten die illegaal in de Westelijke Jordaanoever aanwezig zijn volgens internationaal recht. Vanuit het perspectief van Israël zijn zij rechtmatig aanwezig in de Westelijke Jordaanoever. Maar ook de Israëli’s die zelfs volgens Israëlisch recht onwettig aanwezig zijn in de Westelijke Jordaanoever, heeft het Israëlisch leger nog nooit gedeporteerd.

Deportaties naar de Gazastrook

Het bevelschrift is zorgwekkend in het licht van de reeds lang bestaande praktijk van de Israëlische autoriteiten om individuen van de Westelijke Jordaanoever naar Gaza te deporteren. Ook Israëlische mensenrechtenorganisaties als B’tselem en Hamoked vrezen dat de maatregel in een eerste fase zal worden ingezet tegen die Palestijnen in de Westelijke Jordaanoever wiens identiteitskaarten een thuisadres in de Gazastrook vermelden: mensen die geboren zijn in Gaza en hun kinderen.

De opdeling van de Westelijke Jordaanoever en Gaza was in het verleden al ingezet: het Israëlische leger heeft inwoners van de Gazastrook al herhaaldelijk het recht ontzegd om te wonen, studeren en werken in de Westelijke Jordaanoever. Sinds 2000 worden Palestijnen geregistreerd in Gaza beschouwd als mensen zonder wettig verblijf in de Westelijke Jordaanoever, alsof ze onderdaan zijn van een andere staat. Sinds 2007 moeten zij een vergunning van het Israëlische leger aanvragen om te kunnen verblijven in de Westelijke Jordaanoever.

Dat is in strijd met de Oslo-akkoorden die de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever beschouwen als deel van één grondgebied, namelijk dat van een toekomstige Palestijnse staat. Velen van hen zijn gedeporteerd naar de Gazastrook, ook mensen die geboren zijn in de Westelijke Jordaanoever. Het nieuwe bevelschrift zal deze schandelijke praktijk alleen maar versnellen en vergemakkelijken.

Op 28 oktober 2009 werd bijvoorbeeld de 21-jarige Palestijnse studente Berlanty Azzam gearresteerd door het Israëlische leger in de Westelijke Jordaanoever. Berlanty vertelde aan Amnesty International: “Het gebeurde afgelopen woensdag, 28 oktober. Ik was op weg van Ramallah naar Bethlehem na een sollicitatiegesprek. Op de weg tussen Bethlehem en Abu Dis werd ik tegengehouden bij een controlepost. De Israëlische soldaten vroegen me of ik uit Gaza afkomstig was. Ze hadden mijn identiteitskaart gezien. Het enige dat ze me vertelden was dat ik moest wachten op de geheime politie.” 

“Ik heb 6 uur gewacht, tot 19u. Ik werd geboeid en kon mijn handen niet bewegen. Ik heb een document in het Hebreeuws ondertekend omdat ze me zo hard onder druk zetten. Ik wist niet wat er in stond. Ik was bang. Ze hadden me geblinddoekt met mijn eigen sjaal. Ik werd in een jeep gestopt. De reis duurde anderhalf uur. Ik wist niet waar ze me naartoe brachten. Toen de jeep stopte, merkte ik dat ik aan Erez was, een controlepost aan de grens tussen Gaza en Israël. De Oslo-akkoorden van 1993 bepalen dat de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook een territoriale eenheid zijn. Normaal mogen ze mij geen vergunning vragen om van Gaza naar Ramallah of Bethlehem te reizen.”

Berlanty had vier jaar in Bethlehem gewoond en had nog twee maanden te gaan vooraleer ze haar studies zou afwerken. In Gaza had ze geen boeken om te studeren, aangezien ze alleen haar handtas bij zich had op het moment van de arrestatie. Op 9 december 2009 besliste het Israëlische Hooggerechtshof Berlanty geen toelating te geven voor haar terugkeer naar Bethlehem om haar studies te voltooien. De argumentatie bij de beslissing focuste op het feit dat het adres op haar identiteitskaart in Gaza geregistreerd staat. Ook zou de vergunning, die ze ontving in 2005 om van Gaza naar de Westelijke Jordaanoever te reizen, onvoldoende zijn.

“Beschermd” onder internationaal recht, overgeleverd aan het Israëlische leger

De gedwongen verwijdering van Palestijnen uit de Westelijke Jordaanoever naar Gaza of andere landen is een schending van Artikel 49 van de Vierde Conventie van Genève ter bescherming van burgers in tijden van oorlog. Dat artikel verbiedt “individuele of massale verplichte transfers, net als deportaties van beschermde personen van bezet gebied naar het territorium van de bezettende macht of naar dat van enig ander land, bezet of niet, ongeacht het motief.”

Het recht van personen, beschermd onder internationaal recht als inwoners van bezet gebied, om te wonen in hun eigen huizen wordt nu onderworpen aan een vaag en militair vergunningsregime dat berust op de wil van de militaire commandant. Het bevelschrift roept een zogenaamd “wettelijk” kader in het leven voor de deportatie van deze beschermde personen en legt de grondslagen voor een systematische discriminatie. Duizenden mensen worden “illegaal” in hun eigen huizen en worden plots een misdadiger, geconfronteerd met een sanctie tot zeven jaar gevangenisstraf. Met deze maatregel geeft Israël te kennen dat het de status van de Palestijnen in de Westelijke Jordaanoever als beschermde personen in bezet gebied niet erkent.

De maatregel effent het pad voor vele toekomstige illegale acties. Ook indien deze maatregel niet op de letter wordt uitgevoerd, zal hij verregaande gevolgen hebben: de Westelijke Jordaanoever is bezaaid met 600 militaire controleposten en duizenden mensen zullen gedwongen worden om thuis te blijven om een eventuele arrestatie door militairen te vermijden. Tienduizenden mensen worden de facto onder huisarrest geplaatst, opgesloten in hun dorpen en verder gescheiden van vitale diensten voor gezondheid, onderwijs, werk.

Het weefsel van de samenleving bedreigd

De verbrede categorie van “indringer” zou ook kunnen worden toegepast op individuen die jaren geleden naar de Westelijke Jordaanoever kwamen en die verzoeken hebben ingediend bij de Israëlische autoriteiten voor gezinshereniging. In duizenden van dergelijke verzoeken is er nog geen uitspraak omdat Israël de behandeling bevroren heeft. Bovendien kan de maatregel leiden tot verregaande schendingen van het recht op privéleven en gezinsleven door de opdeling van gezinnen, als één gezinslid wordt gedeporteerd en de anderen niet. De sociale, psychologische effecten op het weefsel van de Palestijnse samenleving, het gezin, zullen niet te overzien zijn.

De Israëlische autoriteiten hebben in het verleden ook Palestijnen gedeporteerd van de Westelijke Jordaanoever naar andere landen. Maar Israëlische burgerlijke rechtbanken hebben steeds de deportatie van grote groepen mensen uit de bezette gebieden verhinderd. Volgens de letter van het nieuwe bevelschrift krijgen het Israëlische leger en militaire rechtbanken nu als enigen de extreem verregaande bevoegdheid om alle Palestijnse inwoners van de Westelijke Jordaanoever gedwongen te deporteren en dat zonder enige vorm van effectieve, onafhankelijke juridische controle.

Water ontzeggen om de Palestijnse bevolking te verdrijven

Sinds 1967 controleert Israël de watervoorraden in de bezette Westelijke Jordaanoever. Honderden rurale gemeenschappen zijn niet aangesloten op het waterverdelingsnetwerk. Het wordt hen op allerlei manieren onmogelijk gemaakt hun toegang te verzekeren tot water. Het voortbestaan van hun gemeenschappen in de regio wordt bedreigd. Het Israëlische leger maakt er geen geheim van dat het de bedoeling is om hen uit deze plattelandsgebieden te verdrijven. Terwijl de Palestijnen in uitgedroogde dorpen elke dag een lijdensweg moeten doorstaan om genoeg water te vinden voor hun basisbehoeften, sproeit het water in de Israëlische nederzettingen een eindje verderop rijkelijk uit irrigatiesproeikoppen. In sommige onwettige Israëlische nederzettingen wordt er tot 20 keer meer water geconsumeerd dan in de omliggende Palestijnse dorpen. Lees meer.

Achtergrondinfo

Verwante berichten en acties: 
Nieuwsbrief Mensenrechten in Israël en Palestina juli- augustus 2010

Dit artikel schreef ik voor de maandelijkse nieuwsbrief ‘Mensenrechten in Israël en Palestina’ van Amnesty International Vlaanderen.

 

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.