Bill Vorley: ‘Rechtvaardige handel is belangrijker dan voedselkilometers'

Van 5 tot 15 oktober vindt de tiende Week van de Fair Trade plaats. Op 6 oktober organiseert Max Havelaar in dat kader een conferentie over Small Farmers, Big Solutions. MO.be sprak alvast met een van de sprekers, Bill Vorley, over boeren, wereldhandel en duurzame groei.

Bill Vorley heeft een achtergrond als ecologisch wetenschapper en werkt sinds 12 jaar bij het International Institute for Ecology and Development (IIED) in Londen. Hij houdt zich vooral bezig met vragen over de toegang die kleine boeren hebben tot de markt en over de impact van ecologische normen of andere labels. Hij bekijkt rechtvaardige handel in een zo ruim mogelijk perspectief, met aandacht voor ecologische duurzaamheid maar ook voor economische groeikansen van arme bevolkingen.

De voedselprijzen zijn de voorbije jaren sterk gestegen. Profiteren kleine boeren daarvan?

Bill Vorley: Dat is geen eenvoudige vraag. Het hangt er nogal vanaf van wat je teelt, van de markt waarin je je bevindt, van de kosten voor de input. Een Zweeds onderzoek ziet tekenen die erop wijzen dat de groeiende vraag en de stijgende prijzen doorsijpelen naar het platteland en mensen aanzetten tot meer productie van voedsel, maar zelfs dan is het geen eenduidig verhaal van winst voor de kleine producenten. Zij moeten immers ook veel voedsel zelf aankopen op de markt. Dat betekent dat de winst al snel opgaat aan stijgende levenskosten.

Uiteindelijk zal het antwoord op je vraag vooral afhangen van de mate waarin boeren kunnen wegen op de markt en op het beleid –van de mate waarin ze zich organiseren en dat ze geïnformeerd zijn, met andere woorden.

Is dat een pleidooi voor het versterken van coöperaties of zijn er nieuwe organisatievormen nodig?

Bill Vorley: Coöperaties zijn al lang de grote hoop van donoren, ngo’s en sommige overheden. Het blijft een waardevolle manier om aan de versterking van de positie van kwetsbare groepen te werken, maar het is niet de enige organisatievorm om voedselproducenten te verenigen en hun marktpositie te versterken. Er zijn bijvoorbeeld ook interessante modellen met tussenhandelaren –ook al weet ik dat zij in veel kringen gezien worden als het geïncarneerde kwaad. Als de tussenhandel op een transparante manier een schakel vormt tussen kleine en kwetsbare boeren en de groothandel, dan is dat ook goed voor de kleine producenten.

Voor de fairtrade-organisaties zijn coöperaties trouwens altijd meer dan een louter marketinginstrument. Het zijn politieke instrumenten die de boeren moeten empoweren en hen een stem in het beleid moeten geven.

Als we het hebben over markttoegang voor kleine boeren, hebben we het dan over lokale of regionale markten, of over de internationale handel in landbouwproducten?

Bill Vorley: Dat is een belangrijk onderscheid. De meeste donoren en zelfs ngo’s richten zich op de exportmarkten omdat daar zoveel toegevoegde waarde te realiseren is en omdat die gezien worden als stabieler. Daardoor negeert men het feit dat de echte groeikansen liggen in de lokale markten, in regionale handel en in de handel tussen opkomende economieën.

Vooral voor verse producten blijven de markten die dicht bij de plaats van productie liggen uiteraard het belangrijkste. Het beleid voor plattelandsontwikkeling en landbouw moet daar veel meer rekening mee houden.

Het is nochtans vaak makkelijker voor een producent in Mali om te exporteren naar Frankrijk dan naar Burkina Faso.

Bill Vorley: Dat klopt, maar het is aan het veranderen. De regionale handel neemt snel toe in Oost- en zuidelijk Afrika. Een deel daarvan is informeel, maar daarnaast is er een groeiend aandeel van formele handel. Ik denk dan ook dat meer investeringen in het uitbouwen van lokale en regionale markten meer zou opleveren dan de klassieke hulp.

Betekent dat ook meer investeren in infrastructuur?

Bill Vorley: Absoluut. Infrastructuur –zoals wegen in het binnenland en opslagcapaciteit– is het belangrijkste publieke goed voor voedselmarkten. De Chinezen en Japanners hechten daar vaak meer belang aan dan Europa.

Een van de argumenten voor het versterken van lokale en regionale markten, is dat daarmee vermeden wordt dat voedsel van de ene kant van de wereld naar de andere vervoerd moet worden.

Bill Vorley: Het is belangrijk om toch een paar kanttekeningen te maken bij de idee van voedselkilometers, waarmee de ecologische impact van voedselhandel vaak beschreven wordt. Transport van het veld tot op het winkelrek is gemiddeld verantwoordelijk voor niet meer dan vijf procent van de CO2 uitstoot van voedsel. Bovendien is het lokaal geproduceerde voedsel, zeker in het Noorden, vaak afhankelijk van geïmporteerd veevoeder of andere inputs. De uitstoot van die voedselproducten is met andere woorden niet lokaal. Met andere woorden: wie ingevoerd voedsel discrimineert omwille van de veronderstelde ecologische impact, maakt zichzelf vaak wat wijs. En wat erger is: hij ontzegt boeren in het Zuiden de kans om zich via export economisch te versterken. Ik denk dat we beter het ruimere kader van rechtvaardige handel gebruiken, omdat dan ook het recht op ontwikkeling ingecalculeerd wordt.

Het is immers nogal vreemd dat consumenten in het Noorden –met een gemiddelde CO2-uitstoot die tientallen keren hoger ligt dan die van de Afrikanen– voedselproducenten uit het Zuiden van de markt zou weren omwille van hun veronderstelde impact op het klimaat. Zij hebben juist heel wat “ecologische ruimte” over om hun ontwikkeling te realiseren.

De roep om lokaal geproduceerd voedsel in het Noorden is in grote mate een marktantwoord op de zorgen van de consumenten. Als die veel geconfronteerd worden met mondiale armoede, willen ze fairtrade kopen. Als ze veel horen over klimaatverandering, willen ze lokaal voedsel –alsof lokaal voedsel hetzelfde is als voedsel met een lage CO2-uitstoot.

Maar als je in West-Afrika de keuze hebt tussen lokaal geteelde rijst of ingevoerde rijst uit Thailand, dan zijn er toch veel meer redenen om voor lokaal te kiezen dan enkel de voedselkilometers?

Bill Vorley: Dat klopt, maar als het gaat over het beschermen van lokale producenten en lokale markten in het Zuiden, hoor je bijna nooit het argument van de voedselkilometers. Het werkt eerder als een verdoken argument voor protectionisme in het Noorden. Trouwens, het feit dat het goedkoper is om Thaise rijst in te voeren dan lokale rijst te kopen in West-Afrika, heeft alles te maken met de ontoereikende infrastructuur waar we het daarnet over hadden. Investeren in economische groei en ontwikkeling zou dus ook uitdraaien op een versterking van lokale markten en op meer mogelijkheden voor boeren op het platteland.

De markt kent niet alleen producenten en consumenten, er is ook de distributie. In dat segment groeit het belang van de grootwarenhuizen wereldwijd. Worden kleine boeren daardoor nog verder gemarginaliseerd?

Bill Vorley: Ik heb daar onderzoek rond gedaan en vertrok van de veronderstelling dat de zwakkere producenten inderdaad schade zouden ondervinden door de modernisering van de distributiesector. Maar de gegevens die uit het onderzoek in acht landen kwamen, waren minder negatief. In China is de moderne distributie gedwongen om met kleine boeren te werken, aangezien er niet echt een alternatief voor hen is. Daardoor ontstaat een situatie waarin retailing en verwerking snel moderniseert, terwijl de miljoenen kleine producenten toch voordeel halen uit die transformatie. In Zuid-Afrika werkt de grootdistributie wel met de grootschalige agro-industrie, die al bestond voor de export. Daar beperkt de bijdrage van de industrie zich tot occasionele maatschappelijke projecten in de marge. In Centraal-Amerika stellen we vast dat de boeren over het algemeen niet veel meer verdienen als ze aan de supermarkten verkopen dan wanneer ze op de informele markt verkopen. Vooral in de sector van groente en fruit en verse producten verloopt nog zeer veel handel buiten de grootdistributie.

De grootdistributie introduceert veel nieuwe voorwaarden, die botsen met de capaciteit en manier van werken van de kleine boeren.

Bill Vorley: Men is in het Zuiden wat dat betreft nog niet zo ver als in Europa, maar de normen en voorwaarden worden inderdaad veeleisender, en dat is niet vanzelfsprekend. Het is belangrijk dat de supermarkten ook leren dat zij moeten investeren in de capaciteit van hun toeleveranciers als ze duurzaam met hen willen samenwerken. Het moet een verhaal van samen investeren en samenwerken worden, en gelukkig zijn er een aantal bedrijven die dat beginnen beseffen.

Fair trade legt ook heel wat voorwaarden op aan zijn leveranciers. Doet die sector voldoende om de boeren te helpen daaraan te voldoen?

Bill Vorley: Fair trade heeft een interessant traject afgelegd. In het begin was er een zekere obsessie met prijs, maar vandaag staat kwaliteit voorop. Dat geeft zowel voor de consument als voor de producent een veel bredere uitdaging en een breder gedeeld belang. Echt fair wordt de handel als de consument mee investeert in het bedrijf van de producent en als hij dat doet om daardoor tot een beter kwalitatief product en een betere kwaliteit van leven te komen. Dat zorgt er ook voor dat er veel meer aandacht zal zijn voor duurzaamheid, innovatie en transparantie.

Er komen ook steeds meer labels, certificeerders en aanbieders van fair trade op de markt. Is dat –vanuit het standpunt van de producenten– een goede zaak?

Bill Vorley: Handel is een continuüm, met aan de ene kant de volkomen gedereguleerde of illegale handel, het andere eind is een wereld waarin de alle aspecten van productie, distributie en consumptie perfect eerlijk, duurzaam en ethisch zijn. Tussen die twee extremen bevindt zich de wereld waarin bepaalde merken voorwaarden opleggen aan hun leveranciers.

Dat kunnen fairtradevoorwaarden zijn, of ecologische normen, sociale standaarden, organische vereisten… Via logo’s communiceert dat merk die keuzes en de consument vertrouwt op dat merk om zorg te dragen voor aspecten die hij belangrijk vindt. Op dit moment is er misschien een wildgroei aan initiatieven, maar ik denk niet dat die elkaar verdringen of dat consumenten erin verdrinken. Het toont vooral aan dat er groeiende vraag is bij consumenten naar ethisch genormeerde consumptie.

De enorme groei aan labels toont ook aan dat de privésector vandaag een grotere drijvende kracht is in het normeren van handel dan de Wereldhandelsorganisatie. Dat is niet vanzelf een goede zaak, dus moeten we heel alert blijven en checken of de standaarden ook effectief meer kansen creëren voor kleine boeren. Als het enkel een deal is tussen grootdistributie en agrobusiness, dan zitten we op de slechte weg.

Aangezien de kleine boeren heel verspreid en verdeeld zijn, slecht geschoold en vaak niet georganiseerd, is er weinig kans dat zij effectief mee wegen op de manier waarop de wereldmarkt georganiseerd wordt.

Bill Vorley: Dat is dan ook het terrein waarop donoren, overheden en ngo’s hun krachten moeten bundelen. Zonder ondersteuning worden kleine producenten aan de kant geduwd, en dat mogen we niet laten gebeuren. De stem van de boeren moet trouwens gehoord worden tijdens de onderhandelingen, niet nadat de afspraken gemaakt zijn, want dan is het te laat. Dat is een mooie opdracht voor ngo-giganten zoals de vakbonden en de Wereldnatuurfondsen van deze wereld. Zij mogen niet over de hoofden van de kleine voedselproducenten heen tot akkoorden komen over loonbeleid of natuurbescherming. Markten en overheden, maar ook ngo’s hebben nog een hele weg af te leggen eer ze werkelijk inclusief zijn.

Een mooi voorbeeld wordt geleverd door Unilever, dat zichzelf twee grote –en op het eerste gezicht tegenstrijdige– doelen gesteld heeft voor de toekomst. Op de eerste plaats wil de multinational tegen 2020 honderd procent duurzame producten leveren, en daarnaast willen ze tegen 2020 een bijkomende 500.000 kleine boeren in hun toeleveringsketen betrekken. Over het algemeen betekent het verstrengen van criteria een beweging naar minder en grotere leveranciers, Unilever wil het in de andere richting zoeken. Het zal interessant zijn om te zien of ze daarin slagen en hoe ze het ervan af brengen.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.