De nuttelozen

‘… waarover wil je dat ik schrijf ? …’ Op basis van deze vraag uit de pen van Martinus Nijhoff (1894-1953), een der grootste dichters die de Nederlandse taal bezit, buigt Geert Van Istendael zich over de functie van poëzie. Ooit was het ambacht, tijdens de romantiek belandde de poëzie in de marginaliteit. Met de stadsdichters volgde een periode van eerherstel, maar alvast in Antwerpen wordt het nut van poëzie niet meer ingezien. Toch is het net door die nutteloosheid dat de hedendaagse dichter zijn maatschappelijke rol kan, en zal, vervullen.

  • Bart Lasuy Geert Van Istendael. Bart Lasuy

Martinus Nijhoff schonk ons ontroerende en onvergetelijke verzen, zoals die uit De Wolken (Ik droeg nog kleine kleren, en ik lag / Lang-uit met moeder in de warme hei) of uit Het lied der dwaze bijen (… een geur van hoger honing / verdreef ons uit de woning …).

Voor de wat meer modernistisch ingestelde lezer zijn er de bladzijden lange gedichten Awater (Lees maar, er staat niet wat er staat) en Het uur U (Want wat dood is is dood /maar wat vermoord is leeft voort).  Awater is volgens de geniale Russische dichter Joseph Brodski, Nobelprijs Literatuur 1987, een van de grootste gedichten uit de twintigste eeuw. Zo hoor je het ook eens van een ander.

De vraag, waarover wil je dat ik schrijf, krijgt een antwoord in de laatste regel van het gedicht: … ik weet het niet. De titel van het gedicht is Impasse. Hij past volkomen bij de inhoud van de veertien verzen die volgen.

Twee versies

Maar in de verzamelde gedichten van Nijhoff vinden we twee verschillende versies. In de eerste heeft de dichter het over mijn vraag, in de tweede over de vraag.  Regel 10, 11 en 13 heeft hij veranderd en het antwoord dat hij krijgt in de laatste regel luidt nu: … een nieuw bruilofstlied. De titel is vervangen door het getal acht in Romeinse cijfers. Het is het achtste en laatste gedicht in een reeks en met die eindwoorden zou de titel Impasse nergens op slaan. 

Dat ik de tweede versie niet zo sterk vind als de eerste, niet zo wurgend, niet zo uitzichtloos, doet hier niet ter zake. Dit is niet de plaats om diepgravende analyses van gedichten aan te bieden.

Wat mij opvalt is ten eerste dat Nijhoff twee wel zéér verschillende antwoorden geeft op dezelfde vraag en vervolgens, dat hij in de tweede versie de vraag van zich wegstoot. Objectiveert. In algemene termen stelt. Het is niet langer zijn hoogstpersoonlijke vraag, niet meer mijn vraag, maar de vraag, dit wil zeggen, ze kan die van iedereen zijn.     

Nijhoff stelt de vraag naar de functie van de dichter. Schrijven doen alle dichters, maar waarover? Het eerste antwoord is radeloos, letterlijk dan, de dichter weet zich geen raad en als antwoord krijgt hij noch goede, noch slechte raad. Het tweede antwoord is in hoge mate optimistisch. Weinig liederen zijn vrolijker dan gezang ter ere van jonge trouwers, nietwaar? Weinig liederen hebben zulk een overduidelijke functie.

Poëzie als ambacht

Wat is vandaag de functie van de poëzie?

Eeuwen geleden had de poëzie een paar functies waar niemand aan twijfelde.

Je schreef bijvoorbeeld voor God en godsdienst. In onze letteren hebben we daar schitterende voorbeelden van: Hadewych, Suster Bertken van Utrecht, Revius, Gezelle. Ook elders uit voorraad leverbaar: Dante. San Juan de la Cruz. Milton.  

Je schreef om mythische helden of legendarische vorsten te verheerlijken. Dat begint al bij het Gilgamesj-epos, later is er Homeros en ook daarna blijft het eeuwen doorgaan, tot het Nibelungenlied en de Heimskringla, tot de chansons de geste en Orlando Furioso.

Er waren de drinkgelagen en er was uiteraard de liefde, droefenis en wonne: troubadours, minnezangers, Villon, Ronsard, Bredero, de sonnetten van Camões en Petrarca.

Hofdichters, dichters die van kasteel naar kasteel trokken, dichters roepend op markten, rederijkers die feesten en begrafenissen opluisterden, dichters die opschriften voor triomfbogen bedachten, niemand die dat vreemd vond. De dichter was een ambachtsman, in grote mate vergelijkbaar met de schilder en de muzikant.

Uitzonderlijke begaafdheid oogstte roem, in de poëzie zoals in muziek en schilderkunst. Het besef bestond dat de dichter soms meer bood dan vaardigheid en stielkennis. Er bestond iets als genie, iets dat het alledaagse ver achter zich liet. Dat uitzonderlijke werd navenant geëerd. De opdrachtgevers hadden goede en vooral goed geoefende oren en ogen. Met loftuitingen voor de allerbeste ambachtslieden was het publiek niet spaarzaam. De allergrootsten kregen meer dan eens het epitheton divinus mee, goddelijk. 

Der arme Poet

Van dat alles schiet niets meer over. De romantiek zag de dichter als een marginaal, een zwetser, een dweper, als de grote onbegrepene, die in een kil en vochtig zolderkamertje verzen op papier krast. Erkenning zal hem pas ten deel vallen lang na zijn smartelijke en veel te vroege dood, liefst van de vliegende tering. De zelfgenoegzame burgerij kon en wilde de flitsen van het eenzame en miskende genie niet zien, telkens opnieuw niet zien.

Die opvatting over de dichter heeft het idee van de ambachtsman verdrongen. Op het internet vind je ik weet niet hoeveel keren de afbeelding van het schilderij Der arme Poet van Carl Spitzweg (1808-1885). Het bevat alle ingrediënten, tot het lekkende plafond van de zolderkamer toe: boven des dichters scanderende kop hangt een geopende paraplu die de druppels moet opvangen.

De twintigste eeuw heeft met zonderlinge ideeën als moderniteit, originaliteit en avant-garde (iets kan niet goed zijn als het niet vernieuwend is, dat vind ik ongeveer even dom als wat we zelf doen, doen we beter) die opvatting alleen maar versterkt. Engagement was een vies woord. De totale vrijheid werd opgeëist.

De prijs van die (overigens illusoire) vrijheid is hoog: marginaliteit.          

Stadsdichter

Daarom was ik gelukkig dat de stadsdichter zijn intrede deed. Het idee komt uit Duitsland, waar in 1974 de eerste Stadtschreiber aan de slag kon, in het plaatsje Bergen-Enkheim, niet ver van Frankfurt am Main. In Nederland gaat het van Venlo (1993) naar Dordrecht en van daaruit hebben de stadsdichters het hele koninkrijk besmet. Er is zelfs een dichter des vaderlands.

In ons deel van het Nederlandse taalgebied kan Antwerpen een fraaie reeks voorleggen: een Waaslander, een Palestijnse Nederlander, een West-Vlaming, een Hollandse domineesdochter, een geboren Antwerpenaar en zowaar een geboren Brusselaar. Hulde, hulde. In de loop der jaren is ’t stad dan toch van iedereen geworden. Ten minste al in de poëzie. Het is een begin.  

Wie de stadsdichters voor wereldvreemde culturo’s houdt die vanuit hun ivoren toren sissend van elitaire minachting neerkijken op de heffe des volks, heeft de laatste jaren met dichtgeknepen oren en ogen door Antwerpen gelopen.

Deze dichters kunnen Nijhoffs vraag zeer duidelijk beantwoorden. Zij schrijven hedendaagse bruiloftsliederen voor hun hedendaagse stad. Of klaagliederen, complaintes, elegieën, een eeuwenoud genre in de poëzie van vele talen. U kent allicht Egidius waer bestu bleven, maar ik vraag u te denken aan iets van de 21ste eeuw, bijvoorbeeld aan Bart Moeyaerts Vrouw en kind (Was je niet liever thuisgebleven? / Had je de oceaan niet moeten laten, / breed als hij is, en heb je onze kou / dan nooit gehaat? …), een elegie die hij als Antwerps stadsdichter schreef voor Oulemata Nlangadou en Luna Drowart, door Hans Van Temsche doodgeschoten in de Zwartzustersstraat.  

Deze dichters hebben poëzie niet alleen hoorbaar, maar ook zichtbaar gemaakt in hun stad. Neem het spandoek op de Boerentoren. Of neem het vers van drie kilometer op de waterkeringsmuur bij de Visserskaai.

Wie de stadsdichters voor wereldvreemde culturo’s houdt die vanuit hun ivoren toren sissend van elitaire minachting neerkijken op de heffe des volks, heeft de laatste jaren met dichtgeknepen oren en ogen door Antwerpen gelopen. Zelfs ik, de chauvinistische Brusselaar die zich slechts node richting Antwerpen verplaatst, zelfs ik heb gemerkt dat de stad zindert van poëzie. Alla, soms. En niet op alle plekken. Poëzie mag nu ook weer niet opdringerig worden.

Bru(ss)(x)el(les)

Wij, in Brussel, hebben een collectief van vier stadsdichters opgericht, omdat Bru(ss)(x)el(les) nu eenmaal een rist talen herbergt waarvan het eind niet in zicht is, om te beginnen al twee officiële. In elk van die talen zingt, brult, murmelt, hijgt, jankt, preekt poëzie. Dat is Brussels hoogsteigen, onnavolgbare, onvervangbare polyfonie.   

Wij schrijven ieder jaar een litanie voor de zwervers en bedelaars, voor de uitgestotenen die op straat moeten sterven, een litanie waarin we aan iedere dode kort een hommage brengen die vertelt over zijn/haar verwoeste leven. We lezen die voor tijdens de jaarlijkse ceremonie die Brussel voor de straatdoden organiseert in het stadhuis.

Ik heb dat onder meer een keer gedaan samen met Manza, de zeer getalenteerde Brusselaar-van-Marokkaanse-komaf (godallahjahweh, wat is dat toch ingewikkeld) die begonnen is als slammer en rapper in de grauwe voorsteden van zijn stad die ook de mijne is. Hij las in het Frans, ik in het Nederlands. Onze zo uiteenlopende soorten poëzie omhelsden elkaar. De gotische zaal zat vol clochards die muisstil luisterden. Wereldvreemd? Elitair? Laat me niet lachen.  

De poëzie van de Brusselse stadsdichters staat geschreven op de muren van een snackbar in het Zuidstation. Wereldvreemd? Elitair? Laat me niet lachen, straks verslik ik me nog in mijn broodje kaas.  

En dan heb ik nog het niet eens over de Europese Grondwet in Verzen, die het Brussels Dichterscollectief samen met vijftig dichters uit alle lidstaten van de EU heeft geschreven. Voor we eraan begonnen, hebben we de officiële Europese grondwet, het werkstuk dat de Fransen en de Nederlanders verworpen hebben, gelezen van a tot z. Na lectuur hadden we een kater en alle begrip voor het massale non/nee van onze noorder- en zuiderburen. Zelden zagen we een rottere tekst. Wereldvreemd, wij? Elitair? Dan is de meerderheid van Nederlanders en Fransen ook elitair en los van deze wereld. Ik denk dat je die stelling bezwaarlijk kunt verdedigen.

Wij, dichters van de 21ste eeuw, hebben het voorrecht dat we de ervaringen van de 19de en de 20ste eeuw, zowel in het wijze als in het dwaze, kunnen combineren met de traditie van middeleeuwen, renaissance, barok. Anarchisme met ambacht. Maatschappelijke verantwoordelijkheid met vrijheid. Ik weet het niet met bruiloftslied. Die twee spreken elkaar niet tegen, wel integendeel. Slechts dankzij onbekommerde vrijheid, zeg maar dankzij nutteloosheid, kan de hedendaagse dichter zijn maatschappelijke rol vervullen. Zál de dichter die rol vervullen.

Fractieleiders mogen altijd suggesties doen, waarom niet, andere burgers mogen dat ook. En voor de rest moeten ze de dichters laten waaien. Nutteloos laten zijn. Dat is het nuttigst voor iedereen. Voor de dichters, voor de fractieleiders, voor de burgers die de fractieleiders kiezen, voor de burgers die hen niet kiezen, voor de stad vooral. En natuurlijk voor de poëzie.   

Trots der oude flaminganten

Nog één ding moet ik kwijt.

Wij, dichters, zouden Vlaamse literatuur moeten brengen naar buitenlanders die hun best doen om Nederlands te leren.

Waar, in godsnaam, wáár is de trots der oude flaminganten heen gevaren? Een van de eerbiedwaardigste tradities in de op zich al eerbiedwaardige Vlaamse beweging was toch de eenheid van de Nederlandse taal en letteren? Vertel op, hedendaagse flaminganten, Kanunnik David en Jan Frans Willems, nooit van gehoord? Vlaamse literatuur, wat is dat voor elitair, wereldvreemd en bovenal anti-Vlaams gebazel!? Vergeten jullie dan dat al een eeuw lang alle Vlaamse schrijvers van enige betekenis, van Timmermans via Walschap en Boon en Claus en Van den Broeck tot Verhulst en alle anderen ertussenin, een Nederlandse uitgever hebben? Zijn jullie zo kort van memorie? Of willen jullie, moderne flaminganten, ons verbieden nog langer Nooteboom en Vasalis en Gerhardt en Enquist en Achterberg en Brouwers te lezen? En al die anderen? Horen die er niet meer bij? En wij niet meer bij hen?

Hier in Brussel laten wij, dichters, de honderden buitenlanders die iedere dag onverdroten zwoegen om ons prachtige Nederlands te leren niet in de steek. Ik heb eens het voorrecht gehad een ballade te mogen schrijven aan de hand van woorden die de buitenlandse studenten de mooiste van onze taal vonden. Bijna al die mensen waren verworpenen der aarde, vluchtelingen, slachtoffers van oorlog, honger, vervolging. En toch hadden zij oog voor de schoonheid van de nieuwe taal die ze tot de hunne probeerden te maken. Van mijn, van ons, van hún Nederlands.

Fractieleiders kunnen eens op studiereis komen naar Brussel. Op de Nieuwland-campus staan de woorden die ik kreeg in glas geëtst. Honderden buitenlanders kunnen ze elke dag lezen. Hún werk. En het mijne.   

Flets is een woord soms en soms is het smakelijk
En andere woorden zijn doodgewoon zakelijk.
Ze kunnen zo lief zijn en soms zo verschrikkelijk,
Hardvochtig voor armoe, voor rijkdom inschikkelijk.
Een woord kan vervloeken, kan liegen, kan zinderen,
Een woord maakt lawaai als spelende kinderen.
Maar nooit staat een woord, nee, nooit op één been,
Een woord is als mensen, het is niet alleen.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2781   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

  • Schrijver & voormalig journalist

    Geert van Istendael (°Ukkel, 1947) studeerde sociologie en wijsbegeerte. Hij werkte bij het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek, over ruimtelijke ordening.

Met de steun van

 2781  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.